Woord en wederwoord. Een erfenis in interactie. 

Enkele maanden geleden werd ik eigenaar van een soort van erfenis. Niets heel kostbaar of bijzonder, maar toch. Therapiemateriaal, enkele boeken, artikels en een stapel Systeemtheoretische Bulletins kwamen mij toe via een oud-opleider van de Interactie-Academie, inmiddels op rust. ‘Mijn pensioen-erfenis’, zo noemt zij het. Ze is een goede vriendin van mijn moeder en overtuigde me vier jaar geleden om te solliciteren bij de Interactie-Academie.

Inmiddels mag ik me bijna afgestudeerd systeemtherapeut noemen en kreeg ik de aanmoediging om eens iets te schrijven voor de blog of het Bulletin. Ik grijp deze gelegenheid aan. Een erfenis krijg je niet zomaar elke dag.  

Mijn man is kunsthistoricus en werkt met de nalatenschap van een overleden kunstenaar. Wat te doen met artistieke nalatenschappen is bij ons thuis een courant gespreksthema. Misschien vandaar de toewijding en zorg voor de objecten die mij plots ten deel vielen. Als een heuse archivaris begon ik met de inventarisatie van de Bulletins, vertrekkend bij 1985/1. Rangschikken beschouw ik als een aangename bezigheid. Je gaat door het materiaal met als enige verwachting en doel het construeren van een nummering. Door deze strenge limitering lonkt het lezen. Daaraan toegeven brengt des te meer plezier. Ik werd bijgestaan door de ‘Cumulatieve Index’, een soort alfabetische inhoudstafel van alle Bulletins, die op deze millennial een exotische indruk maakte uit vervlogen tijden.  

Van Aarnoudse, Francien tot Wymeersch, Marleen schreven in de periode 1982-2002 voor het Systeemtheoretisch Bulletin. Deze mensen gingen mij voor. Sommigen schreven eenmalig, anderen veelvuldig. Namen als Steens, RitaMattheeuws, Annie en Peeters, Flor vermenigvuldigen zich in gelijkvormige rijtjes. Baert, Dany overtreft in veelheid met 33 bijdragen. Geheimzinnige afkortingen als Res, G, πϑ, auti en AN, aangebracht in de kantlijn door mijn erflater, gidsen mijn blik van artikel naar artikel.

Mijn oog valt op de rubriek ‘Wederwoord’. Hierin reageren auteurs op elkaars schrijfsels. Zo worden rode draden geweven en pingpong gespeeld op thema’s als bavardage, nieuwe psychiatrie, werkelijkheid en realiteit. Een boeiende rubriek die ik graag wat vaker zou zien opduiken in het hedendaagse Bulletin! 

Ik bedenk mij dat systemisch schrijven eigenlijk altijd een vorm van wederwoord is. Iets schrijven betekent dus mij verhouden tot deze stapel. Die transformeert doorheen de jaren: van fuchsia naar dégradé, naar wit met rood. Het lettertype gaat steeds minder op dat van een typmachine lijken. De letter ‘k’ verdwijnt uit interactie. Met andere woorden: een stukje geschiedenis in mijn boekenkast, dat zich nu met mondjesmaat aan mij prijsgeeft.

Binnenin getuigen fluoriceringen en bijschriften van de grote betrokkenheid van degene die ze aanbracht. Uit één van de Bulletins valt een vergeeld krantenknipseltje: ‘Dagelijks 20 kinderen mishandeld’. ‘De zes vertrouwenscentra voor kindermishandeling hebben vorig jaar meer dan 7.000 meldingen ontvangen’, zo leest de eerste zin.  

Bij het therapiemateriaal zit een draagbaar poppenhuis met Playmobil-spullen: mannetjes, dieren, meubels, attributen… Mijn moeder laat zich ontvallen dat het niet allemaal originele erfstukken zijn. Er werd online gezocht naar dubbels van de dingen die te nauw aan het hart liggen. Pensioneren blijkt een proces te zijn van loslaten en vasthouden, van dubbelen en ontdubbelen. In een plastic zakje met druksluiting vind ik een cape vergezeld van een papieren briefje: “Jas voor Mr. of Mevr. de Jeugdrechter. Is dan geen speelpopje” staat erop geschreven.

Het begint me stilaan te dagen dat ik een groot cadeau ontvangen heb. Mijn zelfgebakken citroenkoekjes komen me meer en meer voor als een ontoereikend gebaar. Ik besluit mijn erflater een mail te sturen. Ze geeft de volgende toelichting: 

De jeugdrechter is een gewoon popje, man of vrouw want het zijn ook gewone mensen, maar als ze werken, doen ze hun zwarte cape aan, en de cape is er wel bij. Zo wordt de jeugdrechter iets meer van het kind, en dat is de enige keer dat kinderen hem/ haar mogen aanraken van mij, de jeugdrechter is geen speelpopje, autoriteit en zorg installeren en kijkt of het goed gaat met de kinderen en of grote mensen goed voor de kinderen zorgen .. . o ja, en ook nog een koning (eigenlijk de kerstman, zonder muts) en een koningin. 

Deze poëtische woorden zijn de aanzet voor een inmiddels aanwassende mailwisseling tussen ons, waarbij ik de erflater om raad vraag bij mijn eerste schrijfsels. Zij verbaast zich over mijn ‘systeemtaal’: “Dag Johanna, grappig, zoveel systeem taal samen, is lang geleden voor mij.” Ze deelt haar favoriete literatuurtips (Scheinberg, Weingarten: “Boeiende vrouwen, gezond verstand en complex denkende therapeuten, en maatschappelijk geëngageerd”) en beantwoordt mijn nieuwsgierige vragen naar vroeger. Haar mails lichten een tipje van de sluier over Annie Mattheeuws als docente en mens van vlees en bloed. Het pand in de Van Schoonbeekestraat uit de jaren 80 komt tot leven. Ik ben een vlieg op de muur tijdens de opleidingstijd van mijn opleiders.  

Mijn jeugdig enthousiasme blijkt aanstekelijk te werken. Gaandeweg breng ik mijn correspondente aan het twijfelen om haar computer te openen voor twee onafgewerkte artikels: een bijna af artikel over verlies en rouw, en een ander minder af over geheimen. Ze geeft een inzage in wat schrijven voor haar betekende:  

“Mijn allereerste artikel voor een Nederlands tijdschrift was een eenvoudig stukje dat ik samen met Dany Baert schreef, een heel fijne en aangename introductie in het publiceren, een aanrader! Schrijven was voor mij altijd een ei leggen, lang broeden over thema dat ik wilde doorgronden, theoretische verdieping. Oneindig veel werk maar boeiend. Lezen, schrijven, inkorten, redactie-commentaren, weer lezen, loskomen van eerste structuur, herwerken ..  niet onderschatten dus.” 

Dit lezen sterkt mij in mijn eigen schrijfworstelingen, die er op een zeer gelijkaardige manier aan toe gaan. Daarnaast word ik gewaar dat mailwisseling een fijne manier is om ideeën te laten groeien. Mails vereisen geen perfectie, maar vragen toch voldoende dwingend dat de dingen geformuleerd worden. Mailwisseling zet mij in een houding waarbij ik niet op voorhand weet waar iets naartoe gaat.

In interactie ontstaat er iets. Ik werp een balletje op en er komen er twee andere terug. Er is nog geen noodzaak om een thema van a tot z uit te werken. Het stimuleert me om zijsporen te volgen en binnenwegjes in te slaan. Daarnaast is mailwisseling een trage manier van schrijven. Soms gaan er weken over een antwoord. Onderwerpen worden gevoed door toevallige ontmoetingen tussendoor.  

Zo stuit ik tijdens één van mijn omzwervingen naar de Brusselse tweedehandsboekenwinkel Pêle-Mêle op de gebundelde Correspondances van Françoise Dolto. Onwaarschijnlijk hoeveel brieven deze grande dame van de Franse kinderpsychoanalyse geschreven heeft. De bundel begint bij 1938. Dolto was toen 30 jaar oud, zoals ik nu. Ze heette nog Françoise Marette. De naam Dolto nam ze bij het huwelijk over van haar man, Boris. Volgens de stamboom achteraan in het boek droeg ze de bijnamen ‘Vava’ en ‘Dadia’.

Ze schrijft naar haar ouders, haar hartsvriend de theateracteur Alain Cuny, alsook naar prominenten van de psychoanalyse zoals Rudolphe Loewenstein, Marie Bonaparte, René Spitz, Serge Leclaire, Maud Mannoni en niet te vergeten Jacques Lacan, ‘compagnon de route’, zo staat er op de achterflap. “Ik ben geïnteresseerd naar briefwisseling als een manier om ideeën te ontwikkelen”, schrijf ik met jonge overmoed naar mijn correspondente. Zij blijkt een grote fan te zijn van Dolto:  

“Zo mooi, samenvatten waarom ouders niet voor de kinderen mogen of kunnen zorgen, het goede benoemen. Ik heb dat ook eens bij 3 jonge kindjes gedaan, kippenvelmoment in het pleeggezin, ook al waren de kindjes te jong, dacht ik, om te begrijpen. Dolto heeft mee geïnspireerd om in pleegzorg ook levensverhalen te maken voor baby’s en peuters. Mss zijn die boekjes, tekstjes en soms samen geschreven verslagen ook iets voor jou? Ben ik trots op .. Het artikel over levensverhalen zit het meest in mijn hart.” 

Intussen ligt er in mijn ouderlijk huis een map te wachten met extra artikels en tekstjes. De nalatenschap groeit aan, krijgt uitlopers. Niet alleen het materiële, maar ook het immateriële stuk. In onze uitwisseling krijgt dat laatste vorm. Terwijl ik dit neerschrijf, bedenk ik dat het dat is waar ik in dit inventariseren en schrijven steeds naartoe getrokken wordt: het is mijn zoektocht naar praktijken, naar handelingswijzen

Ik zoek hoe al doende betekenis te genereren, hoe situaties te scheppen waaruit iets zinvols kan ontstaan, zonder op voorhand het effect al te willen bepalen. Mogelijks zit mijn achtergrond in de theater- en filmwetenschappen er voor iets tussen, en mijn interesse in de dans en performancekunst. Er zit iets performatiefs in het schenken van je spullen. De handeling zelf genereert betekenis, bewerkstelligt iets. Een mailwisseling onderhouden doet dat ook. Hetzelfde met rangschikken, citroenkoekjes bakken, een boek kopen, een blog schrijven, … Ik zoek dus hoe ik, al schrijvend, een betekenisvol gebaar kan stellen dat zin heeft in de context van de objecten die ik verwierf. Ik zoek hoe ik een beetje licht kan werpen op de therapeutische praktijk die in deze spullen opgeslagen zit, zoals in de Jas voor Mr. of Mevr. de Jeugdrechter, of in de aanduidingen bij de Bulletins en de Cumulatieve Index. 

Ze getuigen van een uiterst particuliere handelingswijze, die tegelijk haar bedding vindt in de bredere traditie waarvan ik als jonge therapeut de voetsporen volg. Ik wil hiervan graag enkele glimpen doen oplichten voor mezelf en de lezer, maar ook niet te veel. Een therapeutische praktijk valt niet en is best niet te imiteren. Wel is ze interessant in de context van het 50-jarig jubileum van dit opleidingsinstituut, dat me nieuwsgierig maakte naar deze zaken en dit schrijven aanwakkerde. 

Het doet me beseffen dat ons systeem-therapeutisch handelen levende geschiedschrijving is en een ambacht dat van generatie op generatie wordt doorgegeven. Hoe lang onze mailpraktijk nog zal voortduren en wat er verder uit voortkomt, kan ik niet voorspellen. Misschien doe ik nog wel eens verslag. Dan kan u dat hier lezen. Of misschien bent u benieuwd naar het verder ontwikkelen van deze praktijk en schrijft u mij ook eens. Ik schrijf u graag terug.  

_____ 

Johanna Cockx is psychologe en systeemtheoretisch psychotherapeut i.o. Ze werkt bij een mobiel team voor kinderen en jongeren in Brussel en heeft een zelfstandige praktijk. Ze onderhoudt een mailwisseling met Mieke De Preter, voormalig senior trainer, redactielid en auteur SB bij de Interactie-Academie. Mieke werkte in het buurtwerk, bijzondere jeugdzorg en de jeugdpsychiatrie.  

Literatuur: 

Djéribi-Valentin, M. (2005). Françoise Dolto. Une vie de correspondances. 1938-1988. Gallimard.  

Vandamme, J. (2021). De levende geschiedenis. Een jonge theatermaker vertelt wat hij leert van veertig jaar ‘Etcetera’. Etcetera, 163. 

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *

Deze website gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe uw reactie gegevens worden verwerkt.