In Beeld Gebracht – aflevering 21, met Kristien Schoevaerts

Kort, bondig en toch altijd méér dan wat ‘popcorn voor de geest’. Dat is het opzet van In Beeld Gebracht. In dit format wordt telkens aan een andere opleider of supervisor van de Belgische Vereniging voor Relatie – en Gezinstherapie en Systeemcounseling gevraagd om een beeldfragment te kiezen. De antwoorden op een korte reeks terugkerende vragen geven samen met het fragment vorm aan reflecties die boeien, prikkelen of ontroeren.

In deze 21e aflevering is het de beurt aan Kristien Schoevaerts. Als systemisch en EFT-therapeute is ze verbonden aan praktijk De Boom. Ze is ook supervisor bij de BVRGS. Ze kiest voor een compilatiefragment uit de serie ‘After Life’.

Wat is de context van het fragment? 

‘After Life’ is een briljante tragikomische Britse serie uit 2022, geschreven, geregisseerd én geacteerd door Ricky Gervais. De serie schetst op een pakkende manier thema’s als verlies, hoop en het zoeken van existentiële en relationele zingeving.

Het verhaal gaat over Tony, een schrijver bij een lokale krant, die recent zijn vrouw verloor aan kanker. Hij verandert van de grappenmaker die hij tot nu toe was in een norse man, om zo de mensen die hem willen helpen op een afstand te houden. Hij gelooft dat, welke vorm van hulp hij ook zou aanvaarden, dit steevast zou betekenen dat hij het alomvattende verlies en de diepe liefde die hij heeft voor zijn vrouw zou miskennen.

De editor van het fragment maakte een reeks van drie compilaties. Ik koos voor de laatste: het geeft de kracht van menselijke verbinding prachtig weer.

Wat maakt dat je dit gekozen hebt? 

De serie schetst met aanwezigheid van fijne humor hoe Tony door een proces gaat waarin wanhoop, zinloosheid en bitterheid aanvankelijk op de voorgrond staan en uiteindelijk kunnen worden ingeruild voor nieuwe relationele betekenisgeving en zelfs een dieper verworven authenticiteit in het leven. Dat dit hem lukt is mee beïnvloed door de mensen in zijn omgeving, die elk op hun manier het gesprek met hem blijven aangaan.

Dit fragment geeft voor mij sterk weer hoe mensen elkaar nodig hebben bij het doorkomen van moeilijke gebeurtenissen in het leven. Zelfs al lijken de pogingen tot hulp en steun aanvankelijk niet te worden aangenomen, uiteindelijk is de menselijke connectie die verschil heeft kunnen maken.

De serie laat zien hoe mensen in de kern veerkrachtig zijn, maar elkaar ook nodig hebben om deze ‘krachtkern’ te kunnen hervinden. Het doet me herinneren dat elke mens op zijn manier, hoe klein het ook lijkt, verschil kan maken voor anderen.

Hoe is dit fragment voor jou verbonden aan de systeemtheorie of de systeemtherapie? 

Alle rouw is systemisch: mensen rouwen namelijk nooit ‘op zichzelf’, maar steeds omgeven door een context. Mensen in rouw zijn, zoals iedereen, in voortdurende interactie met betekenisvolle anderen, of dit nu gewenst is of niet. En de manier waarop anderen al dan niet worden toegelaten door iemand in rouw zegt voor mij iets over onze hechtingsblauwdruk, over hoe het al dan niet veilig was om met (moeilijke) gevoelens om te gaan in ons gezin van herkomst, in de aanwezigheid van anderen.

Ieder van ons heeft als jonge mens immers op een ingenieuze wijze gevonden hoe we onszelf het meest zichtbaar kunnen maken in onze gehechtheidsrelaties. En hoe we doorheen die relatie op een veilige manier verbinding kunnen maken met onszelf en de ander. In tijden van nood keren we eens te meer terug naar het mechanisme dat ons aanvankelijk erg heeft geholpen om ons te handhaven in de (relationele) wereld.

Tony heeft bijvoorbeeld geleerd dat humor werkt als brug naar verbinding met de ander, hij weet dat hij met deze vorm van interactie gezien wordt in de relationele wereld. Zijn gevoelens doorvoelen, laat staan zichtbaar maken aan anderen, is niet iets wat hij als veilig is gaan ervaren in zijn kindertijd.

Het overlijden van zijn vrouw is een alomvattend verlies, een existentiële wankeling. Alle betekenis in het leven verdwijnt voor hem. Hij weet niet meer wie hij is als hij zich niet kan verhouden tot zijn vrouw. Hij heeft geen idee hoe hij de gevoelens die hierdoor ontstaan kan, of zelfs wil, overwinnen.

Humor als coping kan in dit alomvattend verlies zijn werk niet meer doen, en gevoelens heeft hij niet leren reguleren, zijn niet veilig om aan te gaan. Aanvankelijk sluit hij zich af voor anderen en voor zichzelf, met bitterheid, zelfmedelijden en alcohol.

Deze coping klopt voor hem in wat hij geleerd heeft over hoe gevoelens (niet) kunnen worden doorvoeld. Het is zijn manier om eer te doen aan zijn vrouw en aan hoe belangrijk zij nog steeds voor hem is. Hij blijft kort bij wie hij was tot nu toe, en bij hoe zij hem kende.

Meer nog, het leven verder aangaan en op zoek gaan naar hulp zou op dat moment voor Tony betekenen dat hij zelfs ontrouw is aan de belofte van eeuwige verbinding met zijn vrouw. Hulp zoeken is immers vooruit willen gaan, en dus terug bestaansrecht geven aan zijn leven. Enkel door samen met haar ‘niet meer te bestaan’ kan hij loyaal blijven aan zijn belofte aan haar.

Het mooie aan de systemische bril is dat de niet aflatende authentieke teruggave van gevoelens en gedachten en het zien van zijn lijden door zijn naasten uiteindelijk net maken dat hij een veilige context begint te voelen om zijn gevoelens beetje bij beetje aan te gaan. Uiteindelijk helpt het hem zelfs authentieker en meer verbonden in de wereld te durven gaan staan.

Hoe inspireert het je in je praktijk als opleider of als therapeut? 

Deze serie bracht me weer aan het denken over wat systemische hulpverlening juist is, wat onze betrachting hierin dient te zijn en wat we van onszelf mogen verwachten als ‘good enough’ hulpverlener. Ik zie vaak hulpverleners die gebukt gaan onder de verpletterende verantwoordelijkheid die ze voelen naar hun cliëntsystemen. We voelen ons als hulpverlener vaak té verantwoordelijk voor de zichtbare verandering bij de cliënt of het cliëntsysteem en dit spiegelt zich in onze therapeutische proceskeuzes.

Als systemisch therapeuten en counselors kunnen we bijvoorbeeld geneigd zijn om mensen in hun rouwproces na een tijd aan te moedigen om contacten aan te gaan met belangrijke anderen en hun gevoelens te delen. We denken dat we hen al ruim ontvangen hebben met de emoties van het verlies en dat we voldoende begrip hebben gehad voor het zich afsluiten van de wereld. Het lijkt tijd om een in onze ogen ‘meer adaptieve’ coping te helpen creëren door steun te ervaren buiten de gespreksruimte.

Wat er echter veelal aan de basis ligt is onze eigen angst om inadequaat te zijn als hulpverlener. Geen zichtbare vooruitgang zien bij een cliënt kan in ons aanvoelen betekenen dat je het als hulpverlener niet goed genoeg doet, en dus een tandje bij moet steken. Maar dat is dus niet onze taak. Het gaat het proces ook niet versnellen.

Een denkbeweging: we zijn het erover eens dat alle menselijk gedrag betekenisvol is. Als systemisch denker kijken we dan ook steeds naar de hechtings- en relationele betekenis van dit gedrag. Een copingmechanisme kan vanuit onze hechtingsbril misschien niet adaptief zijn, gezien we getuige zijn van een maladaptieve emotieregulatie. Maar misschien is deze wél als enige mogelijkheid passend en betekenisvol op dat moment.

We weten dit als systemische denkers allemaal, en toch. Hoe lang zijn we in staat nabijheid te bieden en blijvend betekenis te helpen zoeken bij een in onze ogen maladaptieve coping? Al gauw komen we in de valkuil van “ik ben al even getuige en nu moet er toch iets gebeuren” of “wat ik tot nu toe deed werkt niet, dus ik moet iets anders doen of een duwtje geven”.

En dat is menselijk. Het kan pijn doen om mensen te zien lijden of om bij jezelf te ervaren dat er een ‘oud zeer’ van niet goed genoeg te zijn wakker wordt.

Toch is onze taak als hulpverleners niet het beogen van een zichtbare verandering, laat staan om het tempo te bepalen. Het is onze taak om samen met de cliënt te durven stilstaan bij zijn, haar of hun emotionele, relationele en hechtingsrealiteit.

Welk verhaal er zich voor ons ook ontvouwt, het is altijd de cliënt of het cliëntsysteem die bepaalt of en wanneer ze klaar zijn voor het aangaan van een nieuwe realiteit of nieuwe betekenisgeving, voor milderen of meer voeling maken met het authentieke zelf. In het als hulpverlener willen zien, begrijpen en het samen proberen benoemen van wat op dat moment aanwezig ís bij een individu, koppel of gezin, kan er innerlijke ruimte en veilige grond ontstaan voor (zelf)aanvaarding, nieuwe levensvreugde en een diepere menselijke verbondenheid.

Wie wil je graag dat het volgende fragment kiest?

Ik ben benieuwd naar de keuze van Katrien Lagrou.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *

Deze website gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe uw reactie gegevens worden verwerkt.