(Dit artikel is een bewerking van de openingslezing, gebracht op de studiedag rond de boekvoorstelling van ‘Geweldloos verzet: bespiegelingen vanuit theorie, onderzoek en praktijk op 8 februari 2019 aan de Vrije Universiteit Brussel).
In deze bijdrage illustreer ik een werkwijze die erop is gericht om cliënten te ondersteunen om zich opnieuw te positioneren, wanneer ze in betekenisvolle relaties vast zijn komen te zitten. Cliënten zien soms geen nieuwe mogelijkheden, ze zitten vast in patronen en hun verbeelding rondom hoe zij van invloed kunnen zijn op de toekomst is verstomd. Op die momenten is het boeiend om denkbeeldige contexten en de interacties die erin plaats vinden aan te wakkeren.
Ik merk namelijk dat een ervaring van alternatieve scenario’s cliënten soms kan helpen om een vertaalslag te maken naar hoe ze zich in hun eigen situaties willen verhouden tot anderen, tot zichzelf, tot het verleden of de toekomst. Onze verbeelding kan ons raken, we kunnen er iets in voelen van hoe we beïnvloed worden en hoe we onze omgeving zelf beïnvloeden. We kunnen er rollen en relaties in onderzoeken en een volgende stap in overwegen.
Ik licht deze werkwijze toe via het delen van een stukje uit de zoektocht van Rik en Suzy, een ouderpaar van 60 en 55 jaar. Ze ervaren dat het samenleven met hun zoon Lucas helemaal is vastgelopen, struikelen over pijnlijke herinneringen en aanhoudende conflicten. Het is voor hen bijzonder moeilijk om nog enige samenhang te zien in het hier en nu van hun situatie. In alle chaos en in de onmacht die gepaard gaat met het schijnbaar verwerpend gedrag van hun zoon, krijgen ze niet meer te pakken waar ze voor staan of wat ze zelf vinden wat hen te doen staat.
Onze situatie is onze situatie en die blijft hetzelfde
Rik en Suzy sturen me per mail een vraag naar hulp. Zij hebben twee kinderen, een zoon Lucas van 16 en een zoon Felix van 24. Rik en Suzy hebben drie kinderen gekregen, maar dochter Frauke is als jong meisje overleden aan de gevolgen van een hersenvliesontsteking.
Rik en Suzy maken zich grote zorgen over het samenleven met hun zoon, Lucas. Ze schrijven dat Lucas doet wat hij wil en niet omkijkt. Woedeaanvallen zijn er bijna wekelijks maar blijven voor de ouders heel moeilijk voorspelbaar. Er zijn al veel dingen stuk gegaan in huis, de gaten in de muren zijn daar herinneringen van. Recent heeft Lucas zijn vader ook bij de keel gegrepen en hem schreeuwend op de grond gedrukt. Lucas volgt een deeltijds leercontract maar gaat er amper naartoe, hij zorgt ervoor dat hij net genoeg doet om met rust gelaten te worden. Ik lees dat er vroeger ook enorme moeilijkheden waren met Felix, maar hij is twee jaar geleden halsoverkop naar het buitenland getrokken en woont nu in Frankrijk. Momenteel lijkt Felix in een landbouwbedrijf te werken, maar heel zeker zijn Rik en Suzy hier niet van. Ze horen niets meer van hem.
De ouders schrijven dat ze voelen hoe ze geen kant meer op kunnen, maar ook dat ze niets durven veranderen. “Lucas lijkt ons te haten. Hij heeft vroeger de diagnose adhd gekregen en er waren ook vermoedens van autisme, maar hij weigert om met ons, met hulpverleners of andere mensen in gesprek te gaan.” Rik en Suzy vermelden dat ze er erg lang mee gewacht hebben om zich aan te melden. Ze twijfelen of therapie hen kan helpen. “Onze situatie is de situatie en die blijft waarschijnlijk hetzelfde.”
Als ik de ouders uitnodig kost het me moeite om met hen in gesprek te gaan en wat ‘vertrokken te geraken’. Suzy zit half voorovergebogen, wikt en weegt elk woord en lijkt vooral zichtbaar te willen maken dat ze beleefd op mijn vragen zal antwoorden. Rik is nog minder van zeggen. Hij herhaalt me wat ze eerder in de aanmelding hebben vermeld en kijkt star voor zich uit. Het duurt anderhalf uur eer ik de verhalen en geschiedenissen een klein beetje ‘in de kamer kan trekken’. Er is best veel stilte waar ik de betekenis niet echt goed van kan pakken. Nadien herlees ik mijn notities. Ik omcirkel wat me bij blijft.
Eén: de hele heftige episodes die het gezin heeft meegemaakt met Felix, de oudste zoon. Ik hoor verhalen over wat een hele rigide en taalvaardige jongen lijkt te zijn. Verhalen van dreiging en chantage, van verregaande aanpassingen, vaste rituelen en van geweld dat me zelfs wat aan foltering doet denken. Felix haalde soms een riem uit zijn broek en sloeg dan in het rond. Alle gezinsleden deelden dan in de klappen.
Twee: de teneur van wroeging en spijt wanneer Rik en Suzy het gedrag van Lucas beschrijven. Lucas, die ofwel alle contact met hen uit de weg gaat, of zich toont in een onvoorspelbare en zeer dwingende houding. Volgens de ouders heeft hun zoon veel geleden onder de druk van zijn oudere broer en zal hij hen dit nooit vergeven. Lucas wil alleen met rust gelaten worden en zo snel mogelijk het huis verlaten. Rik zegt dat Lucas hem vorige week nog fors geduwd heeft als hij aan het afwassen was en hem lachend een slappe lul heeft genoemd. Constructief contact is ver zoek.
Ik nodig Lucas ook uit voor gesprek. Eerst via zijn ouders, maar dan is de boodschap: “ben je op je hoofd gevallen”? Ik probeer hem ook op te bellen, maar dat lukt niet. De gsm zou stuk zijn. Twee mails blijven onbeantwoord.
Ik agendeer enkele gesprekken met de ouders.
Enorme twijfels
Ik probeer wat ruimte te maken voor het leed dat er is geweest en het leed dat blijft duren. We spreken over het geweld van toen en nu, over het verdriet rondom Frauke, over hun vrienden en enkele warme relaties. We regelen dat, gezien de ernst van de situatie, de wijkagent door mama op de hoogte wordt gesteld. Hij is al twee keer langs gekomen ondertussen. Een gesprek met Lucas kwam daar niet van. Eén keer weigerde hij, één keer is hij er even vandoor gegaan.
Ik merk dat het de ouders ergens deugd doet om zich beluisterd en wat minder alleen te voelen. We bespreken ook of we enkele familieleden meer op de hoogte kunnen brengen om te kijken hoe deze zich mee kunnen engageren voor hun situatie. De schijnbaar vanzelfsprekende status van de bedreigingen en uitbarstingen in het gedrag van Lucas komt wat te wankelen. Toch ervaren de ouders enorme twijfels om hier verdere stappen in te zetten.
Dat heeft in eerste plaats niet met hun angst voor zijn reacties te maken. Veel meer speelt voor hen de vraag: what is the point? Ik begrijp stilaan van Rik en Suzy dat zij heel moeilijk over hun eigen veranderwensen kunnen nadenken als dit denken niet verbonden is met hun ervaring van ouderschap en hun identiteit als gezin. Om een eigen nood verandering te kunnen ambiëren, lijkt zo een streven voor hen ook ergens te moeten raken aan hoe deze verandering zin heeft in wat hen als ouders te doen staat. Alleen is dit net zo moeilijk om voeling mee te krijgen: de geschiedenis van hun ouderschap wordt verteld als een aflopende zaak en mondt uit in het gedrag van Lucas. In al dit eenrichtingsverkeer ervaren Rik en Suzy dat het leven hen eerder overkomt dan dat ze er zelf nog enige deining in kunnen brengen.
In verder gesprek maken we daarom plaats voor afwegingen omtrent verandering. Wat is in de huidige context zorgen voor je zoon? Is het veranderen van die context daar ook een versie van? Wat is eigenlijk zorg, als je kind moord en brand schreeuwt dat je moet oprotten? Wat is graag zien als een kind jou niet graag ziet, of dat al minstens twee jaar toch lijkt duidelijk te willen maken? Is de geschiedenis omtrent Felix, naast een verhaal van verwatering, ook een bodem van verbinding? Welke overeenkomsten zijn er, naast de verschillen?
Doorheen deze verkennende dialoog ontstaan voorzichtige gedachten over invloed, inzet en benadeling. Zou het kunnen dat niet alleen de ouders, maar ook Lucas, murw is achtergebleven van de orkaan die Felix is geweest? Zou het kunnen dat zij zich in zekere zin allemaal proberen staande te houden? Zou het kunnen dat zij allen hun leven trachten in handen te nemen, ook al is er een bijna onoverbrugbaar verschil in hoe ze dat doen? Is de ervaring van de ouders om hun huidige situatie te ‘ondergaan’ een poging? Is het denkbaar dat al die heftigheid van Lucas er ook één is?
Misschien. Dat zou kunnen. Op sommige momenten zie ik Rik en Suzy trachten om te reflecteren, zie ik ze zoeken, zitten ze meer op de voorkant van hun stoel. Op andere momenten lijken ze slechts vanuit de verte zichzelf gade te slaan, is Lucas voor hen onbereikbaar, stranden onze gedachten in het zand.
De atoomschuilkelder
Het beeld van de orkaan en zijn effecten blijft me bij. Ik denk er verder over na, het beeld ontwikkelt zich nog verder in mijn hoofd. In een volgend gesprek met Rik en Suzy vertel ik hen hoe onze eerdere afwegingen mij hebben bezig gehouden. Ik zeg dat ik hen een soort van verbeeldingsoefening wil voorleggen. Rik vindt het goed.
Aan de hand van allerhande zintuiglijke details zoals geluiden, kleuren en geuren, vraag ik aan Rik om zich een atoomschuilkelder voor te stellen. Een bunker, een plek waar je je diep onder de grond hebt ingebakerd, waar je schuilt tot de oorlog voorbij is. Ik vraag Rik om zich voor te stellen dat hij in zo’n kelder zit, samen met een kind. Een tijdlang is het bang wachten, want de kanonnen bulderen. Iedereen probeert zo weinig mogelijk te bewegen. Na verloop van tijd wordt het stil. Je beslist om het metalen trapje naar boven te nemen. Je opent het luik en werpt een blik naar buiten. Je merkt dat het ergste wellicht voorbij is. Iedereen zou naar buiten kunnen.
Ik vraag Rik om zich voor te stellen dat hij nu naar beneden kijkt. We reflecteren samen over de vragen die ik hem nu voorleg en geconcentreerd stapt hij mee in het hele gebeuren. Hoe zou je kind aan jou kunnen zien dat je naar buiten wil gaan? Hoe zou je je kind steunen in het beklimmen van de trap? Wat zou dat kind nodig hebben van jou om dat te kunnen doen?
Rik knijpt zijn ogen half dicht. In het doorwerken van de allegorie merk ik hoe Rik, voor het eerst sinds we elkaar hebben ontmoet, heel aanwezig is geworden, hoe hij binnen de gegeven context lijkt te schuiven van de positie van een figurant naar iemand wiens beleving centraal is komen te staan. Ik hoor Rik in zijn verbeelding als een vader tegen zijn zoon spreken:
“Ik spreek hem aan. Ik zeg dat ik hem snap. Dat hij bang is. Ik zeg dat het eigenlijk voorbij is. Dat ik dat zelf gezien heb.” “Ik knipoog naar hem. Het zit goed, jongen. Neem je tijd.”
…
Rik gaat verder in zijn verbeelding en tracht daarbinnen de situatie te overzien. Hij probeert ervaringen te differentiëren en effecten in te schatten. Hij beweegt en maakt keuzes. Daarna zwijgt hij even. Hij kijkt me aan.
“Vind jij dat mijn huis een schuilkelder is?”
Ik zeg hem dat ik me afvraag hoe ik zijn huis kan zien en dat ik me ook afvraag hoe hij dat ziet. “Stel dat ik in jouw huis een schuilkelder zie, Rik…zit je er dan in of sta je er dan uit?” Rik gunt me een glimlach en laat weer wat stilte vallen. “Dat vind ik een moeilijke vraag.” Ik knik.
Vervolgens vertelt hij me dat hij wel eens in de krant gelezen heeft over een pas ontdekte schuilkelder uit de tweede wereldoorlog, ergens onder de vloer van een school. Hij las toen dat een buurtbewoner had verteld dat die er als kind nog had ingezeten, met een gasmasker aan.
Nieuwe overwegingen?
Kort na dit gesprek is er thuis een groot conflict waarbij Lucas alle glas uit de vitrinekast heeft kapot gegooid en een binnendeur stevig heeft beschadigd. De ouders mailen me dat ze moeten nadenken of onze samenwerking wel zin heeft en of er echt iets zou kunnen veranderen. Ze zeggen hun afspraak af en vragen me geduld. Ik mail hen terug met de boodschap dat ik bereid ben en blijf om met hen verder te werken, dat ik besef dat het een lange weg is met veel overwegingen.
Een week later krijg ik van het werk-emailadres van Rik een artikel met een foto doorgestuurd. De titel: Schuilkelder uit Tweede Wereldoorlog ontdekt onder speelplaats: “Leerlingen zaten er met gasmaskers te wachten tot de bommen weg waren” (*). Ik mail hem terug dat ik vermoed dat hij veel over zichzelf en zijn zoon nadenkt. En dat ik dat ook vaak moet doen.
_________
Willem Beckers is staflid, opleider en en systeemtheoretisch psychotherapeut bij de Interactie-Academie.
(*) Bron: Het Nieuwsblad, 27/7/2018