“Oud IS men niet, want men kan niet stoppen met ouder worden”
(Flor Peeters)
Ouderdom is relatief en de idee ‘nu ben ik oud’ is dat ook. We worden alsmaar ouder in het Westen en we zijn langer gezond en actief. Ik werk als (oudere) psychotherapeut graag met 75 – en 80 – plussers die nog thuis wonen of verhuisd zijn naar een aangepaste woning. Ik leerde om rekening te houden met een grote variatie in ‘ouder zijn’ en met de heel andere waarden en gewoontes waarin ouderen opgroeiden en leefden.
Als oudere psychotherapeut herken ik vlot de tijdsgewrichten waarnaar mijn cliënten verwijzen. Bijvoorbeeld de volgzaamheid van vrouwen in de jaren vijftig en zestig; mede door het huwelijksrecht van toen, de ‘gouden’ jaren zestig, de hippie periode begin van de jaren zeventig, de seksuele revolutie…
Het boek ‘Les années’ of in vertaling ‘De jaren’ geschreven door de Française Annie Ernaux beschrijft mooi de alsmaar sneller wijzigende gewoonten, waarden en levensomstandigheden die plaats vonden in onze contreien tussen 1945 en 2008. Aanbevolen lectuur voor wie met onze ouderen werkt.
De ontwikkelingspsychologie onderscheidt een zestal levensfasen: baby-, peuter- en kleutertijd, lagere schoolleeftijd, puberteit en adolescentie, jongvolwassenheid, volwassenheid en tenslotte de ouderdom. Die laatste fase omvat alle jaren boven 65 of binnenkort boven 67. Alsof mensen van 68 en 85 in dezelfde levensfase zouden zitten.
Daarom noemt men tegenwoordig de groep jongere ouderen ‘senioren’, de anderen ‘ouderen’. Beide groepen leven in een andere wereld. Senioren fietsen (elektrisch), wandelen, reizen, kunnen meestal redelijk overweg met de computer, passen een dag per week op hun jonge kleinkinderen, of helpen als mantelzorger hun hoogbejaarde ouders. Ze hebben hobby’s of doen vrijwilligerswerk.
Deze bijdrage gaat over de 75- en 80-plussers en meer specifiek over zij die thuis nog samenleven met hun partner of recent weduwe of weduwnaar zijn geworden en die nog min of meer zelfstandig kunnen wonen.
Oud worden is echt niet leuk
“Boven de tachtig telt elk jaar dubbel.”
Deze verzuchting hoor ik regelmatig bij 85-plussers. Oudere mensen klagen over de totaal andere wereld waarin zij hun laatste levensfase moeten doorbrengen: zonder computer en email hoor je er niet meer bij, telefoneren naar een organisatie verloopt via ellenlange ‘wachtenden voor u’. Bankverrichtingen lukken niet meer via het loket, je moet betalen om nog papieren afschriften te bekomen en ook dat is eindig. In de bank kan je nog contant geld afhalen maar alleen via de automaat. Waar is het menselijke contact van vroeger? Corona verbood een tijdje cash betalingen in de winkel. Wellicht komt dat er binnen enkele jaren veralgemeend aan.
De bus- en de tramchauffeurs verwachten dat je snel kan opstappen en afstappen. Door Corona was de deur naast de chauffeur gesloten zodat je hem of haar niet een beetje geduld kon vragen. Dus blijft er alleen nog de auto over, voor wie zelf nog kan rijden of een partner heeft die nog rijdt. Bij de huisarts moet je tegenwoordig inloggen om een afspraak te krijgen. Gelukkig lukt dat ook nog via de telefoon. Specialisten en tandartsen hebben meestal een medewerker die telefonisch afspraken maakt. Maar ook dat zal veranderen.
“Oud worden is echt niet leuk.”
Ik herinner me deze uitspraak van mijn 78-jarige moeder toen ze begon te sukkelen. De gezondheid van 75- en 80-plussers verandert: ze zijn niet meer zo vlug, vergeten wel eens iets, kunnen niet meer snel stappen, fietsen gaat niet meer zo goed, ze hebben soms last van hun blaas (ongelukjes), van hun hart (kortademig), reuma aan hun handen, pijn aan de voeten en de gewrichten waardoor ze een nieuwe heup of knie moeten krijgen. Meestal lukt autorijden nog wel, tenzij een hersenziekte (Parkinson, herseninfarctjes, Alzheimer) ook dat verhindert. Het verlies- en loslatingsproces gaat in hun ogen steeds vlugger.
Er zijn ouderen die met al die digitale veranderingen vlot omgaan, die zich aanpassen aan de snelheid van het leven. Er zijn er die door hun gezonde levenswandel en een portie geluk met hun genen lang fit en mobiel blijven. De meerderheid heeft last, ze aanvaardt de veranderingen met enige treurnis, sommigen met protest. Het gevolg bij deze mensen is dat ze eigenlijk vroeger dan nodig afhankelijk worden van hun kinderen of van externe hulp.
Relaties en waarden
Relaties rondom ouderen veranderen. Hun kinderen en kleinkinderen gaan heel anders om met hun partners dan zij destijds. Er wordt bij hun kinderen of kleinkinderen ook meer gescheiden. Daar hebben ze niet altijd begrip voor en zeker niet als er ontrouw in het spel is.
Jongere partners gaan uit met hun kameraden of hun vriendinnen, soms zelfs met hun exen (!), gaan op weekend of op avonturentocht en laten hun partner alleen met hun kinderen. (“Dat is toch de kat bij de melk zetten!”!). Jonge vrouwen willen meestal vier vijfde blijven werken om financieel onafhankelijk te blijven en eisen van hun partner dat die zijn deel van het huishouden op zich neemt. Papa’s staan erop om leuke dingen te doen met hun kroost. Ze doen de boodschappen, zoeken ook naar een goede work-life balans, net zoals hun vrouw.
Ouderen zijn – soms terecht – bezorgd over het hectische tempo waarin hun kinderen en kleinkinderen leven. Ze begrijpen niet waarom hun schoondochters helemaal anders met hun zonen omgaan dan zij destijds met hun echtgenoot en veel vragen houden hen bezig.
“Waarom accepteert hun zoon de levensstijl van hun schoondochter? Zijn hun zonen dan zo veranderd? Zijn hun dochters niet te veeleisend en te weinig vergevingsgezind voor hun echtgenoot? Welke waarden geven hun dochters en zonen door aan hun kinderen? Wat blijft er over van de waarden die zij als ouders doorgaven aan hun kinderen? Waren onze waarden dan niet de juiste? Hoe kan het dat waarden veranderen? Moeten we dat ook weer loslaten?”
Minder verstandig dan nu
Heel wat van hun kinderen en kleinkinderen zijn hooggeschoold. Laaggeschoolde vrouwen die daar in hun volwassen leven nooit last van hadden, voelen zich als oudere vrouw minderwaardig door dit gebrek aan scholing. Waar dit vroeger gewoon was, voelen ze zich nu een uitzondering, minder verstandig, minder breed geïnteresseerd. Vroeger kregen ze een compliment omdat ze zich gedroegen als een ‘goede echtgenote’, nu lijkt het dat ze intellectueel beperkt zijn of zich onvoldoende ontwikkeld hebben.
“Waarom heb ik niet leren autorijden zoals mijn dochter en kleindochter? Die kunnen overal naar toe. Ik moet iemand vragen om me naar de winkel, de kapper, de pedicure te voeren. Iets vragen aan iemand die het zelf druk heeft is lastig. Ik voel me afhankelijk en dat was ik vroeger niet, want toen had ik mijn man nog.”
Vrouw-vrouwrelaties en man-manrelaties zijn zichtbaar bij kennissen of in eigen familiekring. Dat vinden oude mensen raar, dat zag je vroeger niet, het was zelfs zondig of verboden. Dat er zoveel ‘vreemden’ in hun straat wonen vinden ze maar ‘zo zo’: op de duur voelen zij zich vreemd in hun eigen straat of dorp.
Ook de opvoeding van de kinderen verloopt anders dan in hun tijd. Met twee of drie kinderen kan je meer tijd besteden aan je kind dan als je er vijf of zes hebt. Hun kleinkinderen gaan naar toneel- of muziekschool, naar de sportclub. Dat kon bij hen niet. Anderzijds was het wel gezelliger bij hen in hun groot gezin. Er waren meer familiemomenten, de groten hielpen de kleintjes. Zo leerden ze sociaal te zijn. Maar soms vochten ze met elkaar. Je kon als moeder niet alles in het oog houden.
“Ik heb geen spijt van mijn groot gezin, maar het heeft veel opofferingen gekost”.
De school is ook veranderd. Meesters en juffen hebben niet meer het gezag van vroeger. Vroeger leerde men wel minder in de lagere school: geen invulboeken, maar een lei en een griffel. En de ‘domme’ kinderen zaten achteraan in de klas. Die kinderen krijgen nu een label van ADHD, ASS of kwetsbaarheid en een zorgjuf om hen bij te spijkeren of te ondersteunen.
“Dat is nu wel beter, maar worden de kindjes nu niet al te zacht benaderd?”
Jonge koppels verwachten vriendschap van hun partner, verlangen intieme gesprekken en romantiek. Ouderen hadden daar destijds geen tijd voor. Er moest gewerkt worden en er moest brood op de plank komen.
“Hebben wij wat gemist? Of verwachten mijn kinderen teveel van hun partnerrelatie?”
Financiën en vertrouwen
Ouderen vonden het vroeger normaal dat de man de beslissingen nam rond financiën, dat hij bepaalde waar het stel zou gaan wonen. De man was steeds de hoofdkostwinner. Het was toen ondenkbaar dat een vrouw hoger geschoold zou zijn of meer zou verdienen dan haar man. De vrouw regelde het huishouden en de opvoeding van de kinderen. Heel vaak was de vrouw financieel geheel of gedeeltelijk afhankelijk van de man. Als ze al werkte was het deeltijds.
Dat had gevolgen voor de partnerrelatie: veel vrouwen stelden zich onderdanig op, vonden het hun taak als echtgenote om de minder fijne kanten van hun man te leren verdragen, zoals dronkenschap, agressie, laatdunkende opmerkingen, weinig bevredigende seks. Of ze schaamden zich erover, hielden het geheim voor hun omgeving uit angst dat ze de schuld zouden krijgen.
En dit was geen ingebeelde angst: tot in de biechtstoel kreeg de vrouw te horen dat ze hun man ‘terwille’ moesten zijn. Hun dochters hebben een eigen rekening en bepalen mee de gang van zaken in en buiten het huis. Waarom zijn zij zo goedgelovig geweest om hun man te vertrouwen? Hebben ze het seksuele gemist? Blij dat het toen snel ging! Later werd het beter, toen het stel een vorm vond waar ze beiden van genoten.
“De kinderen: daar draaide heel ons leven rond”
Veel oudere ouders hebben zich heel hun leven ingezet voor hun kinderen. Ze vonden het hun taak om, als hun spaarcenten het toelieten, de kinderen een financiële start te bieden bij de aankoop van bv een huis. Dat hebben hun eigen ouders voor hen niet altijd kunnen doen, maar hun ouders leefden ook wel voor hun kinderen. Omdat ze grotere gezinnen hadden waren de erfenissen natuurlijk kleiner. De huidige ouderen hadden twee of drie kinderen en hebben goed ‘geboerd’ in de gouden jaren zestig.
Ze willen graag dat hun kinderen het nog beter of minstens even goed hebben als zijzelf, want intussen zijn er geen jaren zestig meer: hun kinderen hebben het soms moeilijker om goed te verdienen.
De ouders verwachten dan wel dat de kleinkinderen regelmatig bij hen komen logeren, dat ze ermee naar de zee kunnen gaan, dat ze als grootouders mee op vakantie kunnen met hun kinderen en kleinkinderen. Soms overstelpen ze hun volwassen kinderen met praktische hulp en zien ze niet dat dit gepercipieerd wordt als verregaande bemoeienis, zeker door het schoonkind.
Het eigen kind voelt zich dan geprangd tussen de ouders en de partner. Met als tragisch gevolg dat de kinderen de kleinkinderen meer en meer weghouden van de grootouders om de partnerrelatie niet nog meer te belasten. Zeer spijtige misverstanden voor alle partijen.
Of een van de kinderen raakt in de psychiatrie. Als hoogbejaarde moeder of vader wil je je 60-jarige zoon of dochter steunen. Maar hoe doe je dat als je niet meer mag rijden en alleen nog de telefoon hebt als verbindingsmiddel?
Samen oud worden
Wie door een roze bril kijkt naar oudere koppels die 60 jaar of meer samen zijn, ziet hoe mooi ze steun bieden aan elkaar. Zo hoor je wel eens single senioren verlangen naar ‘met iemand samen oud worden’. Samen gelukkig oud worden betekent dat het tempo waarop beiden last beginnen krijgen gelijk kan lopen. Maar dat gebeurt zelden.
Hoe dan ook bepaalt de persoon met de zwakste gezondheid het levensritme van het paar. Zo’n verschil in levenskwaliteit kan nog sterker gaan spelen wanneer één van beiden een ernstige ziekte krijgt: Parkinson, vasculaire dementie, Alzheimer, een erfelijke ziekte. De omgeving verwacht “dat men elkaar helpt in goede en slechte dagen”. Die evidentie is zwaar om dragen.
Ik praat wel eens met koppels die tien jaar of meer in leeftijd verschillen. Dat is geen probleem zolang beiden in de ‘fleur van hun leven’ zijn. Maar het kan zeer moeilijk worden als een van beiden – meestal de oudste – last begint te krijgen van het lichaam en/of de geest: voeten, rug, vergeetachtigheid, sneller vermoeid, evenwichtsproblemen, problemen met het hart, niet meer ver kunnen wandelen, niet meer durven fietsen.
Ineens wordt het leeftijdsverschil een last om te dragen: de fitste moet zich inhouden voor de traagste, de traagste doet alle moeite om de ander bij te benen en niet tot last te zijn.
“Ik leef te lang.”
En dan sterft de partner. Soms een opluchting, soms een groot verlies na 60 jaar gedeeld lief en leed. Ook leeftijdsgenoten en vrienden sterven één voor één. Zonder kinderen blijf je alleen achter als negentigjarige in een wereld vol jongere mensen die weinig of geen affiniteit hebben met de wereld van vroeger.
Tot slot
Wie als psychotherapeut met ouderen werkt zal met die grote verscheidenheid in ‘ouder zijn’ moeten rekening houden. Ook met de andere waarden en gewoonten waarin zij opgroeiden en met hun geliefden geleefd hebben. Oudere psychotherapeuten herkennen de tijdsgewrichten waarnaar hun cliënten verwijzen. Jongere psychotherapeuten zullen moeten navragen bij hun cliënten hoe het vroeger was, wat voor hen belangrijk was, waar ze nu spijt van hebben en wat ze vroeger beter vonden.
Niemand heeft er schuld aan dat de tijden zo veranderd zijn. Niemand was ‘goedgelovig’ of ‘dom’, door te accepteren wat toen gangbaar was. Dat ouderen soms koppig hun oude gewoonten verder zetten – soms tegen beter weten in – getuigt ook van trouw aan hun waarden van toen, ook al lijkt het voor jongeren dat ze het zichzelf daardoor niet gemakkelijk maken.
Hoe dan ook is werken met ouderen werken met levenslopen die voor een groot deel voorbij zijn. Het is proberen wat goed liep terug in het vizier te krijgen en wat slecht liep proberen te begrijpen in al zijn complexiteit. Het is ook stilstaan bij verlies en werken aan loslaten. En tenslotte als psychotherapeut hun traagheid kunnen verdragen.
_____
An Custers is medewerker van de Interactie-Academie sinds 1971 in diverse statuten en is momenteel als psychotherapeut met de organisatie verbonden.
Literatuur
Ann Cappaert (2020), De gerontopsychotherapeut: (in) een vak apart. Overschouwingen van een ouderenpsycholoog op middelbare leeftijd. Systeemtheoretisch Bulletin 229-254.
Luc Van de Ven (2014), Troost. Over ouderdom, zorg en psychologie. Antwerpen, Garant.
Annie Ernaux (2008), Les années. Vertaling Rokus Hofstede (2020) De jaren. Antwerpen, Arbeiderspers.
Flor Peeters (2005), Partnerdilemma’s, Systeemtheoretisch Bulletin, 215-232.
Flor Peeters (1993), Gerontologische problematiek en hulpverlening, Systeemtheoretisch Bulletin 175-189.
Beste An,
Ik vind het troostend om te lezen dat elke mens ook een beetje een tijdsgewricht mag representeren. En dat niet meekunnen met deze tijd misschien betekent dat de kennis uit de andere tijd en de kennis uit deze tijd elkaar nog niet voldoende kunnen aanvullen en versterken of dat de kennis zo verschillend is dat ze enkel kan polariseren tussen “jong”en “oud” wat ons een beetje doof maakt voor elkaars argumenten (dit terwijl we allen niet anders doen en kunnen dan bezig zijn met ouder worden) . Wat je voorstelt is een interessantere dialoog over vele verschillen, niet enkel die over leeftijd en het verlies van mogelijkheden.
Een mooie therapeutische vertaling van het boek van Ernaux.
Dank je wel hiervoor.
Groeten vanuit een niet zo verschillend tijdperk ?
Birgit Bongaerts