Hoe dans je de tango met iemand die alleen weet te walsen?

Ik ben altijd geboeid geweest door andere geuren en kleuren dan degene die ik kende door opgroeien in een Vlaams dorpje. Als verdwaalde Aziaat zwierf ik een aantal maanden door West-Afrika om nadien Afrika-studies aan te vatten als sociaal en cultureel antropoloog aan de KU Leuven. Rond mijn zesendertigste kon ik eindelijk opnieuw aankomen, zowel fysiek als mentaal, in mijn geboorteland Zuid-Korea, thuis komen in mijn Aziatisch zijn en het gegeven dat ik 4 maanden na mijn geboorte tegen wil en dank naar België werd verplaatst voor adoptie.

Iemand van de redactie vermoedde wellicht om één of meer van bovenstaande redenen dat het boek ‘Between us: How cultures create emotions’ van Batja Mesquita (hoogleraar psychologie aan de Katholieke Universiteit Leuven) me zou kunnen interesseren en vroeg of ik er iets over wilde schrijven. Na een positief antwoord van mijn kant begon ik te lezen. Ik woonde ook het seminarie bij dat de auteur verzorgde voor de Interactie-Academie.

Tijdens het lezen en schrijven waren verschillende aspecten van mezelf aanwezig en alert: een Koreaanse die door adoptie en aanpassing opgroeide met het idee een witte Belg te zijn, maar op latere leeftijd zichzelf vollediger kon en mocht zien: als Aziaat, als Koreaan. Als iemand die eigenlijk altijd tussen twee werelden pendelt en in geen van deze werelden thuis is.

Mijn ervaring is die van geadopteerde hulpverlener van kleur, maar evenzeer die van Koreaans geadopteerde cliënt in een witte therapeutenwereld zonder veel kennis van de impact van migratie, afstand, gedwongen verplaatsing en adoptie. Veelheid, chaos en complexiteit zijn eigen aan identiteit, maar zijn des te meer een realiteit voor iedereen met verplaatsing in zijn familiegeschiedenis, zeker wanneer men zich bewust is van de impact hiervan.

Het boek raakt aan wat me al langer bezighoudt: wat betekent het voor de therapeutische relatie als men een andere taal spreekt, niet enkel linguïstisch, maar ook sociaal en cultureel? Een witte hulpverlener zonder familiale verplaatsingsachtergrond en opgegroeid in de referentiecultuur heeft, zoals Mesquita beschrijft, geleerd de wals te dansen en niet de tango. In hoeverre is men dan in staat het therapeutisch kader te creëren dat recht doet aan de complexiteit, lagen, ladingen en betekenissen die vluchtelingen, migranten, gedwongen verplaatsten en andere mensen van kleur meebrengen in een hulpverleningskader?

Migratie, verplaatsing en kleur: macht en ongelijkheid binnen hulpverlening

In mijn eigen werk met mensen die werden afgestaan, verplaatst en geadopteerd merk ik dat het voor cliënten de veiligheid, vertrouwdheid en verbinding verhoogt wanneer ze gelijkenis in levenservaringen voelen bij hun hulpverlener. Het gevoel ‘thuis’ te komen bij een hulpverlener zonder essentiële zaken te moeten duiden, met als enige doel de hulpverlener te informeren, blijkt anders moeilijk mogelijk en wordt door cliënten als belastend ervaren, waarvan getuige mijn eigen ervaring maar ook die van vele andere mensen die zich bewust zijn van de impact van verplaatsing in hun familiegeschiedenis.

Het lijkt een evidentie dat naast gedeelde ervaring, het eigen proces van de hulpverlener en adequate kennis van belang is voor gedegen hulpverlening. De aard van die kennis ligt echter open voor discussie. De psychotherapeutische en psychologische kennis die we meestal hanteren hier in het globale noorden[i] is eerder beperkt en weinig sensitief voor andere talen en insteken. Er bestaan nog een massa aan waardevolle methodieken, interventies, tradities,… die wellicht beter aansluiten bij de noden van minstens een deel van onze cliënten.

De vraag die al langer bij mij speelt, is niet zozeer of therapeuten zonder gemeenschappelijke levenservaringen niet iets zinvols kunnen bijdragen aan het proces van een cliënt, maar wel of we niet veel sneller moeten durven zeggen: ‘met mijn kennis en vaardigheden vanuit mijn ervaringen en de socioculturele taal die ik spreek, ben ik wellicht voor jou niet de meest gepaste persoon om je te begeleiden. Ik wil recht doen aan zoveel mogelijk aspecten van jou en ik verwijs je door naar iemand die daar meer geschikt voor is.’

En als we dat niet doen, is het dan de cliënt of toch vooral de hulpverlener die verrijkt wordt door de onderlinge interactie?

Deze vraag wordt in mijn persoonlijke en professionele omgeving breed gedeeld onder mensen van kleur met een verplaatsingsachtergrond, maar blijkt af te wijken van de courante visie en werkwijze binnen de zogeheten cultuur-sensitieve hulpverlening. Hier leeft namelijk de opvatting dat een zelfbewuste basishouding primeert op het hebben van veel kennis over een andere cultuur. Ik vraag me hierbij af wie bepaalt wat cultuursensitief is (wat nog iets anders betekent dan cultuurcompetent) en volgens wie deze basishouding primeert op het hebben van bepaalde kennis over de invloed van migratie en cultuur.

Zou het kunnen dat mensen van kleur, migranten, vluchtelingen,… hier zelf een ander antwoord op zouden geven dan witte hulpverleners of beleidsbepalers? Zou het kunnen dat zij zelf wel belang hechten aan een hulpverlener aan wie ze veel minder moeten uitleggen wat hun emoties wel of niet (mogen) betekenen in de omgeving waarin ze opgegroeid zijn, hoe ze dagelijkse zaken beleven, welke betekenisgeving ze hanteren en wat de culturele consequenties kunnen zijn van bepaalde dingen die veel Vlamingen vanzelfsprekend vinden?

Waarom wordt  kennis over pakweg ADHD, trauma, angst en gesprekstechnieken wel als zinvol en noodzakelijk beschouwd maar culturele kennis als onnodig? Zeker als, zoals Mesquita staaft, culturen emoties creëren, is sensitiviteit in de zin van vooral nieuwsgierigheid misschien niet voldoende.

Ik merk dat deze vragen en bedenkingen ongemak en irritatie kunnen veroorzaken bij witte hulpverleners, mogelijks omdat het hun positie, hun kennis en hun vanzelfsprekendheden in vraag stelt. Deze bedenkingen en vragen hebben evenwel niet tot doel hun beleving  centraal te stellen, maar gaan over wat het meest geschikt kan zijn voor hun cliënten.

Wat me in het werkveld eveneens blijft opvallen is dat veel opleidingen, workshops en cursussen over diversiteit, cultuursensitiviteit en dergelijke gegeven worden door witte mensen zonder verplaatsingsachtergrond, geboren en getogen in de referentiecultuur. Er is in mijn ogen geen grotere belichaming van contradicties en insensitiviteit wat betreft dit thema.

Het centrale argument van Mesquita, namelijk de bevinding dat emoties niet universeel zijn, blijkt allerlei zaken op te roepen onder hulpverleners die ik erover sprak: van ongeloof, over enthousiasme tot het gevoel dat het een baanbrekend uitgangspunt is. Mensen met een andere culturele achtergrond toonden zich dan weer amper verbaasd als ik hen erover vertelde, maar blijken wel blij met de erkenning voor hun beleving die door de onderzoeken onderbouwing krijgt.

Ik zal beschrijven waarom ik me vragen stel bij de haalbaarheid en zinvolheid van de suggesties die Mesquita doet om culturele verschillen te overbruggen. Haar onderzoek en bevindingen sterken me in de overtuiging dat het voor cliënten een (te) grote investering vraagt als ze hun hulpverlener moeten informeren en zichzelf en hun vanzelfsprekendheden keer op keer moeten uitleggen. Bovendien zou het kunnen dat vooral de hulpverlener daar wijzer van wordt.

Between us: How cultures create emotions

De globaal noordelijke zienswijze (WEIRD: Western, Educated, Industrialized, Rich, Democratic) rond emoties sinds de jaren ’60-’70 van de vorige eeuw stelt dat emoties universeel zijn. Gevoelens, emoties en voorkeuren zouden authentiek en bepalend zijn voor de keuzes die je maakt en het leven dat je leidt (MINE: Mental, INside, Essentialist). Deze zienswijze heeft vooral de individuele, innerlijke wereld van mensen in beeld en houdt weinig rekening met sociale context en culturele aspecten.

Between us weerlegt dat emoties universeel zijn. We ervaren emoties bij het aangaan van sociale relaties en niet zozeer als iets binnenin ons, argumenteert Mesquita. Emoties zijn verbonden aan onze positie in de wereld, onze relatie met anderen en aan de socioculturele omgeving waarin we ons bevinden. Emoties krijgen betekenis binnen de interacties in een specifieke cultuur. Op die manier zijn gevoelens evenzeer van ons dan van mij (OURS: OUtside, Relational, Situated), ze zijn iets wat we samen doen en vorm geven.

Socialisatie van emoties maakt dat we het gevoel hebben deel uit te maken van een bepaalde cultuur. Het streven naar liefde, geluk, zelfwaarde, keuze of controle maakt deel uit van WEIRD culturen, waar bijvoorbeeld kalmte in een Oost-Aziatische context meer wordt gewaardeerd en nagestreefd. Het is een verdienste van Mesquita dat ze helder en toegankelijk beschrijft hoe haar onderzoeken de focus van universaliteit van emoties verleggen naar het belang van culturele verschillen en hoe cultuur en emoties elkaar mee construeren. Andere mensen vullen emoties niet anders in, ze beleven en doen emoties wezenlijk anders dan ‘wij’.

In een welbepaalde socioculturele context worden situaties gecreëerd en aangemoedigd die de daar aanvaarde ‘juiste’ emoties ruimte geven en vaker laten voorkomen. Mesquita haalt het voorbeeld aan van ‘zelfwaarde’ als bron van geluk in witte, Amerikaanse middenklasse gezinnen. Zelfvertrouwen, geluk, weerbaarheid, succes zijn er belangrijke doelen om na te streven. In deze context worden dan ook situaties gecreëerd die zelfvertrouwen opbouwen, cultiveren en beschermen door kinderen veelvuldig te prijzen en hun talenten te benadrukken.

In West-Sumatra bij de Minangkabau is het betuigen van respect aan iedereen die ouder is een centraal doel in de samenleving. Dit doe je door bescheiden en conformerend te zijn. Kinderen leren dat door middel van malu ( de term schaamte komt hier als vertaling het dichtst in de buurt). Vanaf jonge leeftijd creëren ouders voor hun peuters situaties die terughoudendheid aanmoedigen. Op latere leeftijd hoort daarbij dat ze publiekelijk worden uitgelachten of vernederd. Op die manier leren ze de emotie ‘schaamte’ en zijn ze zich altijd bewust van de sociale gevolgen die gedrag kan hebben.

We beleven vaker emoties die ons verbinden met onze cultuur omdat het ons helpt relaties aan te gaan op een sociaal aanvaarde manier. Wat als een ‘juiste’ of ‘foute’ emotie wordt gezien, is afhankelijk van de referentiecultuur in een samenleving. Cultureel gedeelde betekenissen van onze ervaringen worden aan ons meegegeven door wie ons opvoedt, bijvoorbeeld bij trots of schaamte. Emoties verwijzen dus niet naar een innerlijke, individuele, mentale staat maar eerder naar verhalen in de wereld. We ‘doen’ deze emoties verschillend omdat de werelden waarin we ons bewegen anders zijn.

De bevindingen uit de onderzoeken, met name dat gevoelens evenzeer OURS zijn als MINE, voelen voor mij natuurlijk aan. Ze sluiten aan bij mijn eigen ervaringen en ongetwijfeld ook bij die van vele anderen.

Geboren uit Koreaanse ouders, maar door adoptie opgegroeid in België is het voor mij een immense uitdaging om de betekenis te leren kennen van gedragingen, emoties, … van mijn Koreaanse familie. En tegelijkertijd besef ik dat ik die betekenis nooit ten volle zal kennen, vatten, bevatten en voelen omdat ik ben opgevoed binnen een MINE denkkader. Toen ik voor de eerste keer bij hen in Korea was, kreeg ik weinig spontane, fysieke affectie van mijn moeder. Ik vond dat verwarrend want ik wilde niet liever dan veel fysiek contact. Zij bewaarde evenwel de beste stukjes vlees voor mij en stopte eten in mijn mond tot ik ontplofte. Mijn familie zei ook niet “ik hou van jou”, maar wel: “mani mogo (eet veel/goed)”.

Implicaties voor hulpverlening

Het duurt volgens de auteur zo’n drie generaties ‘to learn to waltz’. Dit betekent bijvoorbeeld dat migranten deze periode nodig zouden hebben om voldoende gedeelde ervaringen en betekenisgevingen op te doen binnen de referentiecultuur om te kunnen vatten hoe daar emotionele episodes worden geconstrueerd en gedaan.

Drie generaties zouden zich dus moeten behelpen en verantwoorden om te functioneren in een wereld waar ze zoiets belangrijks als emoties niet delen met hulpverleners wanneer die geen gelijkaardige socioculturele kaders delen met hen. Een vaststelling waarachter veel verwarring, frustratie, hulpeloosheid, eenzaamheid en verscheurdheid kan schuilen.

Zo is ‘boosheid’ bekend en aanvaard in WEIRD samenlevingen. Het geeft uiting aan individuele gevoelens en noden en wordt gezien als zinvol, bijvoorbeeld binnen een gezonde ontwikkeling naar onafhankelijkheid tijdens de puberteit. Boosheid verwijst niet naar een bepaalde, homogene gemoedstoestand maar naar verschillende betekenissen, waarbij het begrip boosheid eerder fungeert als een container die wordt gevuld met uiteenlopende ervaringen van boosheid (als je ruzie hebt met je moeder, als iemand iets van je afpakt, als je een spelletje verliest,…). Iemand die bijvoorbeeld opgroeide in een Japanse culturele omgeving zou moeten leren hoe boos te ‘doen’ aangezien de Japanse samenleving harmonie binnen relaties nastreeft en er veel minder aan boosheid wordt gedaan.

Niet in elke taal bestaat een taalkundig equivalent om het woord ‘emotie’ te vertalen. Ook voor specifieke emotiewoorden in bepaalde culturen bestaan niet steeds vertalingen in andere talen en culturen.  Dit bemoeilijkt het vergelijken van concepten en emoties over verschillende culturen heen. In sommige talen worden emoties verbonden aan gewaarwordingen zoals vermoeidheid of pijn, in andere talen horen emoties eerder bij gedrag.

Het Chewong in Maleisië bevat slechts zeven woorden die een emotionele episode aanduiden, het Engels daarentegen bevat meer dan tweeduizend emotiewoorden. Taal organiseert emoties mee.
Je kan er dus niet vanuit gaan dat je een emotie begrijpt omdat je een woord kan vertalen naar het Nederlands. Als je dat wel doet, riskeer je de Nederlandse betekenis van een emotie te projecteren.

Zo zou je het Turkse kizmak kunnen vertalen als boosheid, maar dat zou voorbij gaan aan de betekenis van kizmak als an anger that was permeated with sadness, and typically occured in intimate relationships in which high expectations had been dissapointed. Kizmak does not come with aggression, but rather with ignoring or avoiding the other person (Mesquita, 2022, p. 139).

Daarom stelt Mesquita voor dat je als hulpverlener niks als vanzelfsprekend neemt, maar vanuit nederigheid veel vragen stelt om wat verteld wordt te kunnen kaderen. Door te investeren in het afstemmen op gevoelens en ervaringen, en door het actief proberen vatten van omstandigheden, probeer je dan de afstand tussen mensen te overbruggen.

Hierbij is het ‘uitpakken’ van emotionele episodes nodig om culturele verschillen te doorgronden en te begrijpen. Dit wil zeggen dat hulpverleners moeten willen leren de verbinding te leggen met de socioculturele context waarbinnen een emotie van een cliënt wordt geconstrueerd en gevoeld. Dit is uiteraard volledig afhankelijk van de interesse, inzet, goede wil, gevoeligheid en nederigheid van hulpverleners.

De auteur werd naar eigen zeggen in deze vaardigheid geholpen door de eigen ervaring om vanuit een meerderheidspositie (Nederland) te verplaatsen naar een minderheidspositie (VS). Je vrijwillig verplaatsen van Nederland naar de VS is in vele opzichten echter niet te vergelijken met de verplaatsingssituatie van migranten, vluchtelingen of anderzijds gedwongen verplaatsten. Een hoogopgeleide migrant die ook de taal van het ontvangend land spreekt en van werk verzekerd is, neemt toch een heel andere start- of machtspositie in.

Verder deelt niet elke hulpverlener Mesquita’s ervaring met verplaatsing. Niet iedereen start dus vanuit een gelijkaardige openheid en gevoeligheid voor verplaatsingsthema’s.

Bij wederzijdse afstemming hoort in elke situatie een bewustzijn van de beperking van het eigen referentiekader. Dit kader verschilt ook binnen culturen. Onder andere leeftijd, gender, sociale achtergrond en de veelheid van andere levenservaringen geven mee vorm aan relaties, interacties en verschillen in emoties. Dit wordt meermaals benoemd in het boek, maar cultuur wordt wel beschouwd als focus of determinerende factor, waardoor de indruk kan ontstaan dat culturen homogene en eenduidige ‘blokken’ van waarden, normen, gewoontes en betekenis zijn.

De therapeut die (theoretisch) onbevangen bevraagt en doorvraagt, zal daar zelf misschien sensitiever van worden, maar voor de persoon met een verplaatsingsachtergrond is het wellicht een zoveelste investering om zichzelf uit te leggen en daar nog voor te moeten betalen ook. Als ik lees hoeveel emotionele arbeid het kost om emoties te kaderen, vraag ik me af of het wel wenselijk/aangewezen is te werken met mensen die qua geschiedenis, sociale, culturele en religieuze ervaringen ver van jezelf liggen.

Verwijs je dan niet beter door? En zoek je als cliënt niet beter iemand die zoveel mogelijk van deze ervaringen en emotionele episodes deelt met jou? Wellicht gebeurt dat bewuster rond andere thema’s, zoals men voor een thema als zwangerschapsverlies eerder een vrouwelijke therapeut zoekt.

Dat mensen van kleur toch voor een witte therapeut kiezen, kan verschillende redenen hebben. Niet bij iedereen maken afkomst, verplaatsing of kleur deel uit van de geleefde identiteit. Voor deze mensen zullen deze aspecten wellicht minder van belang zijn bij de keuze van een therapeut. Mogelijks is de keuze voor een witte therapeut echter een gedwongen keuze, aangezien er maar weinig therapeuten zijn die een migratieachtergrond hebben.

Om me heen zie ik een opmars van cliënten die zoeken naar een hulpverlener waar ze sociocultureel zo goed als mogelijk bij kunnen ‘thuiskomen’. Niet alleen bij mijn cliënten met een adoptie- en/of migratieachtergrond, maar ook bij andere mensen van kleur in mijn ruime omgeving.

Initiatieven zoals Black mental healthcare professionals Belgium, Untold Asian stories en de zelf samengestelde lijst van Cargo Confetti met hulpverleners van kleur, staven dit. De vraag is immers groot. Zoals iemand het treffend verwoordde: “Toen de therapeut op het einde van de intake bijna verlekkerd zei ‘hmmm, dat was een interessant gesprek, ik denk dat we veel van elkaar gaan leren’, wist ik dat ik daar nooit meer terug naartoe wilde, ik heb mezelf genoeg uitgelegd, ik wil geen interessant studieobject zijn.” Of zoals Layla zegt in een getuigenis voor StampMedia:“Ik heb alleen witte psychologen gezien en zij begrijpen een hele dimensie van mijn problemen niet” (Ingabire, 2018).

Zou je als Vlaamse expat in Kenia beroep doen op een andere expat met sociale en culturele bagage die dichter bij je aanleunt dan die van een geboren en getogen Keniaan? Of denk je de meest kwaliteitsvolle hulp te vinden bij iemand die elk woord, elk gevoel, elke emotie moet bevragen opdat deze persoon zélf jou beter zou begrijpen? Hoe zou het voelen om elkaar te ontmoeten vanuit een Keniaanse bril met de daarbij horende waarden, normen en ervaringen? Een hulpverlener die dezelfde ‘taal’ spreekt, niet enkel linguïstisch en verbaal, maar ook sociaal en cultureel, zou je drie generaties aan tijd (en geld) en misverstanden besparen.

Het concept van gesprekstherapie zelf is bovendien doorspekt met aannames, taalgebruik, diagnoses, gewoontes, normen en waarden uit het globale noorden. De kennis en theorie die gehanteerd worden, zijn  veelal ontwikkeld door en voor witte mensen zonder verplaatsingsachtergrond en vooral onderzocht binnen diezelfde doelgroep.

Het idee van praten in gesprekstherapie toont een WEIRD insteek rond mentale gezondheid. Daaronder valt dus ook de sensitieve en bevragende hulpverlener. Therapie door middel van gesprek  gaat in se al voorbij aan andere ingangen die misschien beter aansluiten op emoties van mensen die  opgroeiden binnen de context van niet-WEIRD culturen.

Hoe dit boek te lezen?

Het boek levert in mijn ogen een belangrijke bijdrage aan de dekolonisering van emoties omdat het weerlegt dat ‘iedereen’ hetzelfde voelt als ‘wij’ of dat verschillende uitdrukkingsvormen hetzelfde betekenen over culturen heen. Er wordt evidentie geleverd dat mensen emoties zeer divers beleven en vormgeven, namelijk in interactie met elkaar binnen een culturele context en niet enkel innerlijk en individueel. De beleving en uitdrukking van bijvoorbeeld boosheid, schaamte, liefde of geluksgevoel blijken volgens Mesquita niet universeel te zijn. Ook de fysiologische responsen, de neurologische reacties, de sociale betekenissen en gevolgen verschillen naargelang individu, interactie, relatie en cultuur.

De methode die hiervoor gebruikt werd – wetenschappelijk onderzoek zoals dat in het globale noorden wordt uitgevoerd – is evenwel een beperkend en begrensd kader an sich.

Geven de onderzoeksresultaten en aanbevelingen uit het boek gemeenschappelijke grond voor de toekomst, zoals de auteur stelt? Of verwijs je beter sneller door naar iemand die mogelijks recht doet aan meer aspecten van iemand van kleur?

Dan haal je uit het boek vooral een uitnodiging tot groeiende bescheidenheid, als witte hulpverlener die werd geboren en getogen binnen de referentiecultuur. Ook omdat men therapeutisch en psychologisch werd opgeleid binnen een traditie die volledig MINE is, met methodieken, richtlijnen, betekenissen, waarden,… die vooral herkenbaar zijn voor mensen met hun wortels in een vergelijkbare, dominante MINE-cultuur.

_____

Song, Ae Ra (opgegroeid als Renate Van Geel) werkt als Psychologisch consulent en Sociaal & cultureel antropoloog in haar eigen praktijk. Ze werkt er vooral met migranten en mensen die werden verplaatst voor adoptie.

Op 28 april organiseerde de Interactie-Academie een seminarie met professor Batja Mesquita over de rol van emoties in cultuur en samenleving. Het interview met Luc Van den Berghe dat deel uitmaakte van dit seminarie kan je hier bekijken.

Literatuur:

Ingabire, S. (2018, 21 maart). Taboe: psychische problemen bij zwarte jongeren. Geraadpleegd van https://www.stampmedia.be/artikel/taboe-psychische-problemen-bij-zwarte-jongeren

Mesquita, B. (2022). Between us: how cultures create emotions. W.W. Norton & company, Inc.

[i] ‘Globale Noorden’ en ‘Globale Zuiden’ worden gebruikt als sociaal-economisch alternatief voor de geografische tweedeling Noord en Zuid. In Engelstalige context en in academische middens zijn deze woorden ‘Global North’ en ‘Global South’ veelgebruikt. Vanuit systeemanalyse van machtsongelijkheid en uitbuitingsrelaties blijven de termen erg handig, maar in de zoektocht naar het ontkokeren van de noord-zuid-relaties is dit geen erg geschikte alternatieve terminologie. Je kan ze vervangen door ‘globale noorden’ of ‘globale zuiden’, ook al blijven die alternatieven een echte paradigmashift nog in de weg zitten, omdat het evengoed verder bouwt op dezelfde geografische tweedeling. (bron: https://11.be/sites/default/files/2021-06/210628-Lexicon-Inspiratiegids.pdf)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *

Deze website gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe uw reactie gegevens worden verwerkt.