Daarom vond ik haar eerste vraag zo mooi

Het is bijzonder om te zien hoe professionals in de welzijnszorg in deze vreemde tijden hun opdracht met passie en volharding ter harte blijven nemen en creatief trachten mee te bewegen met alle beperkende maatregelen die er gelden. De realiteit blijft echter dat, ondanks al hun inspanningen, een contactverlies nu vaak onvermijdelijk is ten aanzien van kinderen en jongeren in kwetsbare omstandigheden.

De ongerustheid rond huiselijk geweld en de effecten op de fysieke en psychische veiligheid van kinderen en jongeren neemt exponentieel toe. Beschermende systemen zoals scholen en opvangdiensten, huisbezoeken en (vakantie)opvangdiensten vallen in sterke mate weg, waardoor deze kinderen, nog meer dan anders, verdwijnen achter de muren.

Hulpverleningsinstanties en hun vertegenwoordigers trekken, terecht, aan de alarmbel. Ze roepen de overheid op om méér in welzijnszorg te investeren. Ze vragen de samenleving om extra waakzaam te zijn voor signalen van huiselijk geweld. Ik zie ondertussen ook nieuwe factsheets en pictogrammen verschijnen. Ik hoor huishoudens erover spreken. Ik zie de gedeelde boodschappen op twitter.

Ik ben er van overtuigd dat er inderdaad stille drama’s zijn. Schade die niet te overzien is. Een verhoogde en collectieve waakzaamheid is dus allesbehalve een overbodige luxe. Tegelijk puzzelt me de vraag: waar zijn we nu precies alert voor? Welke focus vragen we als samenleving van elkaar?

Het doet me denken aan een conversatie die ik heb gehad met een tante van me. Zij vertelt me over een wel heel aparte ervaring. Ze zit aan de achterkant van haar huis op het terras in de lentezon en hoort plots heftig geschreeuw en kabaal. Ze staat recht, neemt een kijkje om de hoek en ziet haar buurman aan de overkant van de straat. Hij is een eerder jonge vader van een gezin met twee kinderen dat er nog maar een jaartje woont. Mijn tante had eerder al wel kort kennis gemaakt met hen, gesterkt door een algemeen idee dat het wel even fatsoenlijk is om nieuwe buren te verwelkomen in je buurt.

Nu ziet ze de man heen – en weer lopen tussen zijn voordeur en de auto. Hij is duidelijk ‘over zijn toeren’: hij vloekt, brult, beweegt zijn armen wild in het rond. Zijn kinderen zitten op de dorpel. Zijn jongste dochter, een meisje van een jaar of vijf, is helemaal van streek, ze gilt en huilt onophoudelijk. De andere dochter, een meisje van zeven, zit er perplex bij. De vader neemt de jongste dochter stevig bij de arm en neemt haar verschillende keren mee naar de auto en weer terug, maar het is niet duidelijk waarom of waartoe. Het geschreeuw en gekrijs houdt aan.

Mijn tante vertelt me dat ze op dat moment eerst niet goed weet wat te doen en bij haar vriend gaat polsen of ze nu moet tussenkomen of er tussen uit blijven. Na wat aarzeling beslist ze dat ze toch echt ongerust is en steekt de straat over. Als de man haar ziet maant hij zijn kinderen aan om snel binnen te gaan en volgt hen. Hij doet de deur dicht. Mijn tante hoort hoe het geschreeuw binnen verder gaat. Ook al schat ze in dat ze dat ze misschien zelf een risico loopt op agressie, toch beslist ze om aan te dringen, al is het maar om de aandacht van de kinderen even weg te leiden.

Ze loopt de trap op en belt herhaaldelijk aan. Eerst is er geen reactie, maar dan wordt toch de deur geopend. Gedurende een paar seconden kijken de twee volwassenen elkaar zonder woorden aan. Dan zegt mijn tante met rustige stem en met de handen naast zich open gevouwen: “Marnix, is er iets wat ik voor je kan doen?” Even kijkt de vader haar in stilte aan. Dan ontspannen zijn schouders. “Ik kan het niet meer aan”.

Vervolgens blijkt dat de man zich enorm boos heeft gemaakt op zijn jongste dochter omdat ze niet luisterde en haar zus weer maar eens had pijn gedaan. Hij was achter haar aan gelopen en haar vingers waren achter de scharnieren van de keukendeur klem geraakt. Toen was de chaos compleet. De vader zegt dat hij verschrikkelijk gestresseerd is en dat hij van alles aan zijn hoofd heeft. Het gehannes met zijn dochter is er teveel aan.

Tijdens het gesprek kalmeert de man een beetje. Ze schatten samen in hoe het nu best ‘verder gaat’. Mijn tante stelt voor om een uurtje op de kinderen te passen, maar de vader zegt dat het niet nodig is. Hij wil met zijn kinderen even langs zijn vrouw rijden, die in een rusthuis werkt. “Dan weet ik weer beter wat te doen”.

Ze gaat terug naar huis en even later ziet ze hem met de kinderen vertrekken. Na een uurtje zijn ze terug. De spanning lijkt gezakt. Mijn tante zegt me dat ze zelf behoorlijk onder de indruk was van het hele gebeuren.

“Heb je er daarna nog iets van gehoord?” Blijkbaar is de man haar enkele dagen later komen aanspreken, als ze in de tuin aan het werken is. Hij bedankt haar dat ze hem is komen opzoeken en vertelt haar dat hij met zijn dochter die avond nog naar het ziekenhuis is gegaan voor een foto van de vinger. Gelukkig was die slechts gekneusd.

De man zegt ook dat hij het moeilijk vindt dat ze hem zo heeft gezien en dat hij als vader nog een hele weg te gaan heeft. “Van mijn eigen papa heb ik niks geleerd”.

“Het vraagt veel van een mens”, zegt mijn tante.  Hij knikt. Ze praten nog wat verder over de bloemen en zijn werk als traiteur.

Tot hoe ver respecteer je de privacy van een gezin? Als je ongerust bent om een kind, kom je dan tussen? Dit zijn momenteel echt hele scherpe thema’s.

Het verhaal van mijn tante herinnert me echter opnieuw aan een bijkomende leidraad, waarvan ik vermoed dat ze van invloed kan zijn op de interacties die plaats vinden en de mogelijkheden die er uit verder vloeien. Wanneer we als burgers, buren, kennissen of hulpverleners tussenkomen, dan kunnen we immers kiezen om dat niet enkel te doen vanuit  ‘het belang van de veiligheid’, maar ook vanuit ‘het belang van een ervaring van steun.’ Dat is namelijk niet hetzelfde.

Daarom vond ik haar eerste vraag zo mooi.

__________

Willem Beckers werkt als staflid, opleider en systeemtheoretisch psychotherapeut voor de Interactie-Academie.

 

2 thoughts on “Daarom vond ik haar eerste vraag zo mooi

  1. Een mooi verhaal en inderdaad een belangrijk verschil, Willem.
    Het doet me denken aan een heel ander verhaal dat ik deze week meemaakte.
    Een meisje van veertien dat was weggelopen uit de gesloten instelling werd na een maand opgepakt door de politie en terug naar de instelling gebracht.
    Net als alle andere meisjes die daar nu worden opgenomen, kwam ze terecht op de ‘quarantaine-afdeling’, waar ze omwille van het besmettingsgevaar het grootste deel van de dag in isolement op haar kamer moet doorbrengen.
    Toen ik haar belde, wist ik waaraan ik mij kon verwachten: een tirade tegen haar opsluiting en tegen de omstandigheden waarin ze is opgesloten.
    En dat was ook wat er gebeurde.
    Er zat niets anders op dan haar te laten razen: tegen de rechter, tegen de instelling, tegen de wereld.
    Toen ze was uitgeraasd, stelde ik haar de vraag die jouw tante stelde: is er iets dat ik zou kunnen doen voor jou?
    Stilte.
    – Zou je… zou je voor mij naar instelling x willen bellen?
    – Misschien. Wat moet ik hen zeggen?
    Stilte.
    – Niks, laat maar.
    – Zeg nu gewoon wat moet ik zeggen.
    – Kan je naar instelling x bellen en vragen of y aan de lijn kan komen? En kan je haar dan zeggen dat ik haar mis?
    Reis van boosheid en conflict naar gemis en verbinding in één vraag.

  2. Dag Danny,

    Dank je wel voor je feedback. En wat een mooi voorbeeld over hoe een vraag met een heel andere focus ook een heel andere dialoog met zich kan meebrengen! Het maakt ook duidelijk hoe jullie werk ‘gewoon’ door gaat, ook al is dat voor iedereen nog meer een uitdaging dan anders…. Het verdient ons aller waardering! Veel groeten, Willem.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *

Deze website gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe uw reactie gegevens worden verwerkt.