Kan goede zorg ook kortdurend zijn? Het geheim van de vijf gesprekken.

Hulpvragen die gesteld worden, zijn heel divers en lijken vaak onoplosbaar of suggereren werk van lange adem bij zowel cliënt als therapeut. Binnen het CGG-team voor volwassenen waar ik werk zijn we op zoek gegaan naar inspiratiebronnen die ons kunnen helpen om op een andere manier therapeutisch met deze hulpvragen aan de slag te gaan.

De centrale vraag bij dit zoeken is: wat is goede zorg voor de cliënt die op ons beroep doet? De achterliggende hypothese is dat goede zorg niet per definitie langdurig hoeft te zijn, integendeel misschien zelfs. Is het mogelijk om kortdurende kwaliteitsvolle hulp te bieden waarbij zowel cliënt als therapeut tevreden zijn met het geleverde werk?

Uiteindelijk blijkt het boek Het vijf-gesprekkenmodel van Rob Stoffer de geschikte inspiratiebron te zijn om de brug te slaan tussen de theorie (waar we naartoe willen) en de praktijk (hoe we dit kunnen vorm geven).

Vanuit mijn systeemtheoretische opleiding voel ik me aangesproken door de menselijke, normaliserende aanpak die in het boek wordt beschreven. Belangrijk uitgangspunt is dat mensen niet met hun oorspronkelijke probleem bij een hulpverlener komen. We worden immers niet op een ochtend wakker met ons probleem en zoeken dan hulp. Neen, we gaan eerst zelf naar een oplossing zoeken, schakelen eventueel ook ons netwerk in. Als dat allemaal niets oplevert, trachten we met ons probleem te leren leven, het te aanvaarden en als ten slotte ook dat niet lukt, en er al veel tijd is verstreken, dan pas zoeken we professionele hulp. We zoeken hulp als alle hoop vervlogen is, als we de moed hebben opgegeven, als we ons niet normaal meer voelen, als we angstig zijn en vervreemd van onszelf en de anderen, als we depressief zijn geworden. Wat wij op dat ogenblik misschien nog het meeste zouden willen, is opnieuw hoop ervaren, iemand die ons het gevoel kan geven dat het misschien toch nog goed kan komen.

In het boek wordt gewerkt met de metafoor van de trein en het ongewenste station waar mensen zich onvermijdelijk naartoe voelen reizen. Zien we als hulpverlener goede hulpverlening niet vaak vooral als ‘mensen naar een meer gewenst station begeleiden’. En vragen mensen eigenlijk vaak niet gewoon dat iemand hen zou kunnen helpen met het verplaatsen van de spoorwissel zodat de trein van het doodlopende spoor afgeraakt en ze op een meer gewenst spoor terecht komen?

In de ‘vijf-gesprekken’ wordt geen methode of model gehanteerd. Het is geen protocol van wat te doen in een specifieke logische volgorde. Het is een therapeutische werkafspraak die je met de cliënt (en zijn omgeving/verwijzer) impliciet en expliciet bespreekt, vooraleer van start te gaan met face-to-face gesprekken. Het kader wordt dus vaak telefonisch reeds toegelicht met de vraag of de cliënt hieraan wil deelnemen. Alle aanmeldingen krijgen binnen dit experiment hetzelfde aanbod. De hypothese hierbij is dat je op voorhand niet kan weten wie positieve therapeutische effecten van dit kader zal ervaren en wie zal doorstromen naar langdurige zorg (wat ook een belangrijk onderdeel blijft in het CGG-aanbod). Ook bij de aanwezigheid van ernstige psychiatrische problematiek kan de cliënt immers toch baat hebben bij de therapeutische effecten (o.a; verbindend met contexten, normaliserend,…) die dit model kan bieden.

In het experiment geven we dus, ongeacht de zwaarte of de al dan niet aanwezige chroniciteit van de problemen, van bij de telefonische aanmelding aan de cliënt en verwijzer/omgeving, uitleg over het vijf-gesprekken kader en de doelstelling ervan. We gaan er hierbij steeds van uit dat aanmeldingsklachten / vroegere hulpverlenings – geschiedenis geen voorspellende waarde hoeven te hebben over of de toepassing van dit model voor deze cliënt al dan niet tot de gewenste therapeutische effecten zal resulteren. Veel problemen zijn immers niet oplosbaar.

Dit denken (kortdurend, niet op voorhand screenen wie voor het kader in aanmerking komt,…) is niet altijd evident. De dominante visie binnen het CGG is vaak dat Therapie diepgaand, grondig en dus per definitie langdurig is. Dat dat goede zorg is. Cliënten hebben immers tijd nodig om zich te hechten, cliënten met een persoonlijkheidsstoornis moeten in principe langdurend begeleid worden,… Het betreft een ethische vraag: ‘Hoe zijn we er zeker van dat we met dit experiment goede zorg bieden?’

Wat maakt, dat sommige problemen onleefbaar zijn voor de ene mens en de andere mens er niet echt door in moeilijkheden komt?

Veel mensen (zowel klant als verwijzer) ervaren het als een hoopvol en overzichtelijk (niet eindeloos) aanbod. Doordat de vijf gesprekken tijdens ons experiment telkens met twee hulpverleners plaats vinden, waarbij we ons ook laten inspireren door Open Dialogue (Jaakko Seikkula), ervaren cliënten zich ernstig genomen in hun klachten en hebben ze het gevoel dat er openlijk samen nagedacht wordt over hoe met dit probleem om te gaan zodat er iets zou kunnen veranderen.

Wat maakt, dat sommige problemen onleefbaar zijn voor de ene mens en de andere mens er niet echt door in moeilijkheden komt? In het boek van Stoffer wordt dit gelinkt aan de impliciete levensmissie van iemand.

Welke waarden zijn fundamenteel voor iemand om zich betekenisvol in het leven te voelen staan. Je kan natuurlijk, ook al is de verleiding er misschien soms wel, niet rechtstreeks benoemen wat jij denkt als hulpverlener wat iemands belangrijke waarden zijn, wat iemand nodig heeft om te kunnen veranderen, wat iemand weer hoop zou kunnen geven om er terug tegen aan te gaan en om opnieuw voluit te gaan leven… Maar wat dan wel?

Het geheim van de vijf-gesprekken is de kunst om op een onrechtstreekse manier, binnen het relationele van het hulpverleningscontact, cliënten opnieuw voeling te doen krijgen met wat voor hem/haar betekenisvol is. En eigenlijk begin je hier al mee doordat je aan de telefoon de boodschap geeft: ‘we kennen elkaar nog niet, ik minimaliseer je klachten niet, maar aan de hand van wat jij me aan de telefoon vertelde, kijk ik naar jou, als professional, als een mens met moeilijkheden maar ook met mogelijkheden wat maakt dat ik écht denk over jou dat het mogelijk is om op vijf gesprekken iets betekenisvol te veranderen zodat je weer verder kan.’

Het zal natuurlijk niet allemaal opgelost zijn. We kiezen er in de vijf-gesprekken één probleem uit en misschien is een beetje opgelost al heel veel en al meer dan voldoende voor de cliënt. Zolang het maar betekenisvol is voor hem/haar. Doel is immers dat er terug hoop en levenskracht kan ontstaan die moed geeft om zelf een veranderingsproces vorm te geven. Cliënten worden zo impliciet uitgedaagd om bewuster om te gaan met hun probleem en waarom het misschien niet zomaar te veranderen is.

Bij het experimenteren met dit model ben ik me meer bewust geworden van hoe sterk aanbodsgericht er gewerkt wordt binnen ons centrum. Ik heb tevens ondervonden dat een meer vraaggerichte behandeling, binnen de vijf-gesprekken, voor heel wat cliënten een werkzame insteek is en dit van bij het prille begin van het hulpverleningsproces. Natuurlijk kan de cliënt nog steeds instromen voor een langer durende behandeling van zodra blijkt dat werken met dit model niet de gewenste therapeutische effecten oplevert. In dat geval verandert de betekenis van de vijf-gesprekken naar een vorm van uitgebreid assessment waarbij de cliënt snel en laagdrempelig kon rekenen op intensieve basiszorg alvorens (op de wachtlijst te komen en) meer langdurige therapie wordt opgestart.

Of dit experiment ook in de toekomst verdere toepassingen zal kennen, hangt mijn inziens in belangrijke mate af van hoe wij als hulpverleners/therapeuten onze definitie van wat goede zorg is flexibeler kunnen toepassen op maat van onze cliënten.

Patrick Van Gossum is werkzaam bij CGG Andante.

 

Literatuur: ‘Het Vijf-gesprekkenmodel, een handleiding’, Rob Stoffer, Uitgeverij Eburon, Delft, 2001, 115 pg.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *

Deze website gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe uw reactie gegevens worden verwerkt.