Kinderverwaarlozing: het gezin centraal en samenwerkingsgericht op alle echelons
Beste thuisfront,
Intussen ben ik al een paar dagen geland op Bonaire. Een eiland in de Caraïben. Exotisch mooi, een waar snorkel- en duikersparadijs. Prachtige resorts en een hele onderwaterwereld te ontdekken.
Een fantastische vakantie plek ware het niet dat 60% van de lokale bevolking onder de armoedegrens leeft, verschillenden van hen 2 tot zelfs 3 baantjes hebben om het financieel te redden en de huisvesting ontzettend duur is. De voedselprijzen bedragen tot 130% van wat onze etenswaren in de winkelrekken kosten terwijl de lage lonen de helft tot een derde zijn van onze lage lonen… Bovendien is het een eiland met minder dan 20 000 inwoners waar in de kleine gemeenschap iedereen elkaar kent.
Ik werd uitgenodigd op een conferentie over kinderverwaarlozing om een lezing te houden voor beleidsmakers in Bonaire en een workshop en training voor de praktijkwerkers. Wat kan ik in hemelsnaam gaan vertellen vanuit ons Belgenlandje op een conferentie over kinderverwaarlozing dat hulpverleners daar inspireert en gezinnen daar daadwerkelijk een stap verder helpt? Deze vraag spookte de voorbije weken voortdurend door mijn hoofd! Je maakt geen trip van duizenden kilometers om daar te gaan uitleggen hoe ze het moeten doen… Dit ruikt toch een beetje naar ‘kolonialisme’ of ‘eurocentrisme’? Trouwens, de gezinsbenaderingen die mij nauw aan het hart liggen stellen voorop dat we gezinnen als expert van hun eigen leven zien en dat de hulpverleners daar de lokale vaardigheden en kennis in huis hebben voor wat werkt bij hen op het eiland. Waar zit dan mijn expertise en wat kan ik hen aanreiken?
Mij verdiepend in de moeilijkheden die daar aan de orde zijn, stuit ik op een paar opmerkelijke verhalen.
- Een alleenstaande moeder met 2 kinderen heeft twee baantjes om het financieel te redden. ’s Avonds gaat ze naar het casino om zich te ontspannen en laat de kinderen slapen in de auto op de parking van deze zaak. Beide kinderen hebben zwaar overgewicht en lopen er onverzorgd bij. ‘Ik geef ze een goede dosis cola en chips in de wagen, zo kan ik ze ook iets gunnen.’
- In een ouderpaar is moeder van Bonaire en vader van Peru. Hij spreekt geen Papiaments. Beide wonen samen met hun kinderen in bij de ouders van moeder. Haar ouders zijn ziek en hebben veel medische zorg nodig. De airco moet voor hen de ganse dag aan, wat enorm duur is. De ouders hebben geregeld meningsverschillen. Moeder vlucht het huis uit en vader verkoopt de kinderen soms een klap om ze rustig te houden. Hij vertelt dat hij dit ‘beheerst’ doet. ‘Ik weet wat ik doe. Trouwens, ik ben ook zo opgevoed.’
De vele verhalen hier opsommen zou ons te ver leiden maar bij alle verhalen komt terug dat bij de hulpverlening en het beleid de bekommernis om het kind groot is. Vanuit betrokkenheid op dit kind zet men alles in op de veiligheid. Dit betekent (misschien wat kort door de bocht geformuleerd): zo snel mogelijk duidelijk maken aan de ouder dat ze niet goed bezig zijn en het anders moeten gaan aanpakken.
En hier wringt het schoentje…
Ouders verschijnen niet op het appel, ze zwijgen of ontkennen de moeilijkheden of benadrukken dat het allemaal best meevalt. Of ze schreeuwen dat het hun fout niet is, het zijn de anderen die hen iets aandoen. De vele opvoedingsadviezen worden niet ter harte genomen. Ouders tot nieuwe inzichten proberen brengen, overtuigen van iets beters,… lijkt niet te werken.
Zijn deze fenomenen niet ongelofelijk herkenbaar en moeten ook wij hier niet mee dealen in onze contreien? Dit betekent opluchting aan mijn kant: we worden geconfronteerd met dezelfde valkuilen en obstakels…
Een louter kindgerichte en pedagogische focus waarbij we onderzoeken wat ouders fout of tekort doen werkt vaak niet in zorgwekkende contexten van geweld of verwaarlozing. Sterker nog: een focus waarbij we enkel speuren bij ouders wat er schort aan hen leidt tot beschuldigende of beschamende praktijken en zet de samenwerkingsrelatie onder druk.
Intussen zijn we in hulpverleningsland er toch wel uit dat de kwaliteit van onze samenwerking met cliënten bepalend is voor de resultaten die we boeken. De kans op succes neemt toe naarmate de hulpverleningsrelatie als goed bestempeld wordt door de cliënt (Duncan & Miller, 2010). De beste uitkomsten in casussen van kinderbescherming worden bekomen als er een sterke werkrelatie is tussen de familie en de hulpverleners (Turnell & Essex, 2006).
Net als bij ons gaan ook hier allerlei vereenvoudigde opvoedingstheorieën en opvoedingsmodellen met hen aan de haal. Als we de juiste ouderlijke vaardigheden inzetten en de juiste ouderlijke stijl hanteren, zullen we met ons kind op 18 jarige leeftijd het gewenste einddoel bereiken.
Dit schema houdt geen rekening met het feit dat het groot brengen van kinderen vaak over allerlei hobbels verloopt, soms diepe dalen kent en massa’s obstakels of belemmeringen op zijn weg tegenkomt. Daarnaast ontkent dit versimpelde schema dat kinderen hun ouders beïnvloeden, maar nog belangrijker in deze: dat de sociaal-culturele en economische context waarbinnen het groot brengen moet verlopen, bepalend is in hoe dit verloopt. Armoede, huisvesting, lage scholingsgraad, ‘gevangen’ zitten op het eiland met weinig perspectief op verandering… zijn factoren die we niet naast ons neer mogen leggen. Om nog maar niet te spreken over etniciteit, gender, sociale klasse,… de grote thema’s die stilzwijgend maar sluipend ingrijpen in wat kan en niet kan voor gezinnen.
In de voorbereiding van de conferentie kinderverwaarlozing op Bonaire werd er geregeld benadrukt dat er op het eiland bij de lokale bevolking een sterke gemeenschapscultuur is en daarbij aansluitend ook een schaamte-cultuur. Als waarden, normen, regels, ideeën die in de familie en gemeenschap belangrijk zijn worden overtreden of mensen ze niet gerealiseerd krijgen, tast dit hun eergevoel en zelfbeeld aan. Schaamte maakt dat mensen in contexten van verwaarlozing de moeilijkheden verder proberen toedekken of zich verwijderen van de gemeenschap. Gezichtsverlies in de familie of de gemeenschap leidt tot isolement.
Deze verhalen en overwegingen bracht ons bij de vraag: hoe kunnen we in omstandigheden van verwaarlozing toch de samenwerkingsrelatie en het gezin centraal blijven zetten op een sociaal-cultureel betrokken wijze en met een focus op de lokale kennis en vaardigheden?
Met de hulpverleners van het centrum jeugd en gezin en de verschillende ketenpartners op Bonaire hebben we samen nagedacht hoe we van bij de start en dus van bij de eerste gesprekken een samenwerkingsrelatie in de steigers kunnen zetten.
We inventariseerden goedlopende praktijken bij moeilijke gesprekken aan de hand van verschillende interviews van hulpverleners. Het spreken over spreken met gezinnen kwam als belangrijke opstap naar voor. Zowel het erkennen van de complexiteiten op spreken als ook het erkennen van het verschil in positie in het gesprek dragen bij tot het creëren van een veilige relationele context.
De vragen: ‘Hoe zouden deze ouders zich voelen als ze straks bij mij op gesprek moeten komen?’ en ‘Wat zouden ze appreciëren dat ik minimaal opmerk dat hen bezighoudt?’ (Fredman, 2016), bleken ook hier zeer helpend te zijn om de ouder en zijn verhaal centraal te zetten in plaats van de focus op ‘Wat moet ik als hulpverlener hier zo snel mogelijk proberen duidelijk te maken aan deze ouders?’
Een jong ouderpaar had een kind met een zware oogafwijking maar dankzij een speciale bril kon het zien. Deze ouders lieten het kind de bril niet dragen. Het AMK had al een eerste poging ondernomen om hen het belang uit te leggen en duidelijk te maken dat dit moest. Zonder succes. Een tweede gesprek stond eraan te komen waar de medewerkster tegenop zag en zich al suf gepiekerd had hoe dit toch over te krijgen. Na het samen doorlopen van de twee vragen, kwam de medewerkster tot de conclusie dat deze ouders zich schaamden over hun kind en zich mogelijks zelfs schuldig voelden over het hebben van een kind met een handicap. Ze zou het eerstkomende gesprek beginnen met hen te bedanken voor hun komst en hen honoreren voor de moed die ze verzamelden om tot bij haar te komen.
Hoe we kijken naar en denken over ouders in verwaarlozingscontexten bepaalt mee hoe we ons positioneren naar hen en vice versa. Hebben we te maken met tekortschietende, falende ouders of ouders die vastgelopen zijn, belemmeringen op hun pad tegenkomen,… en niet (meer) weten hoe verder te gaan?
Deze tweede kijkwijze laat ons toe om de belemmeringen, obstakels of de problemen die hen in de greep hebben samen met hen op de onderzoekstafel te leggen, de impact en effecten in kaart te brengen en te bekijken hoe ze zich hier tegenover willen verhouden. We kunnen speuren naar mensen hun intenties, waarden, overtuigingen, wensen en hoop voor hun kinderen waarbij we ook hun kennis en vaardigheden die ‘fitten’ in hun leefwereld kunnen oplichten. (Vermeire & Beckers, 2015)
Meestal gaat het om een kluwen van moeilijkheden waar ouders en hun kinderen mee worstelen. Zo kunnen op individueel niveau lastige emoties, diagnoses of ingrijpende ervaringen hen in de greep hebben.
We exploreerden ‘de vrouwelijke doordramster’ en wat ze allemaal teweeg brengt. Zo haalt ze deze moeder weg van het fijn contact dat ze graag wil met haar kind.
Op relationeel niveau komen eerder de ruzies, het gedoe of ‘De afwijzing’ op tafel te liggen maar ook op maatschappelijk niveau halen verschillende factoren gezinnen weg van wat ze belangrijk vinden.
Problemen zitten steeds ingebed in een maatschappelijke context en we mogen deze niet uit het oog verliezen. Culturele vertogen, zoals ‘hoe een echte man of goede vader hoort te zijn op Bonaire’, kunnen ouders in de tang hebben en moeten mogelijks uitgerafeld.
Het blijft natuurlijk ook hier een én… én… verhaal. Het is niet louter het verhaal van de ouder dat centraal staat. De moeilijkheden, bezorgdheden en knelpunten van elke gesprekspartner, wat wil zeggen de ouders, het kind en de maatschappij, worden op tafel gelegd.
Dit brengt ons bij een aantal dilemma’s die we moeten bespreken met het gezin. Hier zit onze relationele verantwoordelijkheid. In plaats van zelf het antwoord op de dilemma’s te moeten bedenken of in polarisaties terecht te komen, kunnen we deze dilemma’s ook voorleggen. In welke mate moeten we de veiligheid van het kind voorop stellen en in welke mate nemen jullie verantwoordelijkheid op? In welke mate moeten we controleren en in welke mate laten we autonomie?…
Tenslotte zijn we ook samen gaan nadenken hoe we de verschillende gezinsleden en het gezin als geheel terug uit het isolement kunnen halen en opnieuw verbinden met diegenen die belangrijk voor hen zijn. Om op deze wijze de gemeenschap en betrokkenen terug als steun rondom hen te verzamelen.
Een aantal projecten leveren hier reeds een heel mooie bijdrage in. Er is een theaterproject met jongeren over moeilijke thema’s (geweld, sexualiteit,.. ). Er is op verzoek van vaders zelf (nadat ze zagen wat de moedergroep betekende) een groep met vaders die geregeld samenkomt rond verschillende thema’s die hen bezighouden. Buurtmoeders worden ingezet bij jonge moeders…
Re-membering-gesprekken en werken met getuigen trok de praktijkwerkers hun specifieke aandacht en leek hen heel wat mogelijkheden te bieden in hun samenwerken.
Alles bespreken wat tijdens onze uitwisselingen aan bod kwam zou ons te ver leiden. Toch wil ik graag nog een aantal reflecties geven aan de hand van de outsider witness vragen die ik mezelf na dit weekje Bonaire heb voorgelegd (White, 2007; Vermeire, 2015).
In de vele verhalen en vooral de gesprekken met de medewerkers van het centrum jeugd en gezin maar ook de vele ketenpartners (voogdijraad, AMK, scholen,…) en de collega’s van Curaçao en Aruba was ik geraakt door hun bevlogenheid en betrokkenheid op gezinnen. Ik was onder de indruk van het enthousiasme waarmee ze wroeten en zoeken naar openingen voor hun cliënten en dit soms in politiek en beleidsmatig woelige wateren en vooral zonder daarbij de sociaal-culturele en economische ingewikkeldheden te negeren. Dit werd me des te meer duidelijk in hun honger naar ideeën, de vele vragen die bleven komen en het fijnmazig proberen te pakken krijgen hoe ze best konden aangesloten zijn op de gezinnen. Daarnaast was ik ook hier geraakt door het feit dat ouders overal op deze aardbol kwetsbaar zijn in hun ouderschap en in hoe het met hun kinderen gaat. Wat ik zeker meeneem terug naar België en voor mijn dagelijkse praktijk is het belang van het blijven proberen ouders en hun gezinnen als mensen te ontmoeten die, in soms ontzettend moeilijke omstandigheden, ook maar proberen een weg te vinden om verder te gaan. En dankzij de bevlogen werkers daar heb ik gezien dat deze weg zeker de moeite waard is.
Referenties:
Bownas, J. & Fredman, G. (2016). Working with Embodiment in Supervision. A systemic Appraoch. New York / Oxon : Routledge.
Duncan, B., Miller, S., Wampold, B. & Hubble, M.(2010). The Heart and Soul of Change. Delivering what works in therapy. Washington: American Psychological Association.
Madsen, W. C. (2007). Collaborative therapy with multi-stressed families (2nd ed.). New York-Londen: The Guilford Press.
Madsen, W.C. (2009). Collaborative Helping: a practice framework for Famiy-centered services. Family Process, 48, 103-116.
Turnell, A. & Essex, S. (2006). Working with ‘denied’ child abuse: the resolutions approach. New York: Open University Press.
Vermeire, S. & Beckers, W. (2015). Het probleem is het probleem, niet de ouders! Ouderschapskennis, 17(3).
White,M. (2007). Maps of narrative practice. New York: Norton.
Sabine Vermeire is psycholoog, systeemtheoretisch en narratief psychotherapeut en werkt als staflid bij de Interactie-Academie
Mooi verhaal met duidelijke aanwijzingen. Dankjewel.
Dit is zeer herkenbaar, Sabine, ik ben ook blij dat na Curaçao nu ook Bonaire bezocht wordt door iemand van de IA-staf.
Michiel Bokhorst legt in dit filmpje duidelijk uit wat het voorstel voor grondwetswijziging voor verstrekkende gevolgen kan hebben voor Bonaire, Saba en Statia.