Binnen De Vliegeraar, een ambulante praktijk voor kinderpsychiatrie, werk ik onder andere met gezinnen waarbij de kinderen & jongeren naar aanleiding van ernstige angst – en depressieve klachten helemaal dreigen uit te vallen op belangrijke levensgebieden, zoals school en het dagelijkse sociale leven. Waar er in overleg met de familie wordt afgesproken om (nog) niet over te gaan tot een klinische opname, wordt er gezocht naar een multidisciplinaire aanpak die enkele vlotten biedt in bijzonder woelig water.
Wat voor de buitenwereld doorgaans verborgen blijft is dat ouders de lijdensdruk van hun kinderen vaak massaal in de schoot geworpen krijgen. Ze trachten om van hen te verwachten dat ze zoveel mogelijk blijven inhaken op het dagelijks leven, maar het stellen van deze verwachtingen wordt soms binnenskamers beantwoord met zeer extreme emoties & gedrag.
Strop lopende trajecten
Ouders vertellen over de aangrijpende smeekbedes van hun kinderen om ‘met rust gelaten te worden’ of hen zelfs ‘gewoon te laten sterven’. Het gebeurt ook niet zelden dat kinderen & jongeren dreigen met suïcide, zichzelf verwonden of zich binnen het gezin agressief gedragen, wat de druk bij ouders immens opvoert. Parallel aan het afhaken op school, hobby’s en het gezinsleven (uitjes, familiebijeenkomsten, samen eten, …) weigeren een significant deel van deze kinderen gaandeweg ook deelname aan de lopende hulpverleningstrajecten.
Zorgdragers raken zo stelselmatig mee bevangen van de angst en de stress die hun kinderen eerder in de tang heeft gekregen. Ouders stellen steeds minder verwachtingen aan hun kinderen, uit de overtuiging dat al deze verwachtingen beschadigend zijn voor hun welzijn en vanuit de feedback van hun kinderen dat ze onmensen zijn. Het wordt bijzonder moeilijk om een richting te kiezen, als noch de natuurlijke zorgdragers, noch hulpverleners ertoe komen om het gesprek aan te gaan. Klinische opname komt in deze omstandigheden zeer dichtbij. Dit kan dan een logische, nuttige stap zijn.
De wereld als een (on)leefbare plek
De praktijk toont echter aan dat opname in bepaalde casuïstiek kan uitgesteld of afgewend worden indien het de betrokken volwassenen lukt om elkaar uit het moeras van de handelsverlegenheid te trekken. Het is een interessante hypothese dat kinderen/jongeren voor wie het een onmogelijke opgave lijkt om een toekomst te zien waarin ze minder gebukt gaan onder stress en angst en wél in staat zijn om deel te nemen aan het (dagelijks) leven, gebaat zijn bij (voor hen betekenisvolle) volwassenen die een dergelijk toekomstbeeld vast houden zolang zij hiermee worstelen. Ze kunnen, ten midden van vele andere beïnvloedingen, gevoelig zijn aan regelmatige terugkoppeling dat er in hen wordt geloofd, dat de wereld een leefbare plek is, dat het aannemelijk blijft dat het beter wordt.
Vanzelfsprekend is dit een complex proces en hulpverleners kunnen zich gesterkt voelen door stevige theoretische kaders en een richtinggevend arsenaal aan methodieken. Daarnaast is het mijn ervaring dat het initiëren van deze (her-)positionering meer tastbaar en omvattelijk kan worden gemaakt in conversaties met ouders over kleinere, maar wezenlijke interacties tussen hen en de kinderen, nu of eerder in de gezinsgeschiedenis. Ervaringen waarin zij in hun houding & gedrag, soms zonder het te beseffen, enerzijds de onzekerheid van hun kinderen (ver-)dragen (een proces van containment), en anderzijds hun kinderen een spiegel bieden van een leefbare toekomst. In de volgende casus beschrijf ik een fragment van zo’n speurtocht.
Casusvoorbeeld
Ik werk met een alleenstaande man met 2 kinderen, een jongen van 17 en een meisje van 15. Zijn dochter kampt met ernstige depressieve klachten en heeft allerlei sociale angsten over hoe ze door leeftijdsgenoten gezien wordt. Ze weigert al vier maanden om nog naar school te gaan of met hulpverleners te spreken. Thuis leeft ze steeds meer geïsoleerd van haar vader en broer, ze geeft aan dat alles teveel is en reageert afwisselend met groot verdriet of hevige woedebuien als haar vader vraagt of ze opnieuw naar school zal gaan. Ze krast zich soms en waarschuwt om dit meer te zullen doen als haar vader haar dwingt om ‘dingen te doen die ze niet meer kan’.
…
Vader: ze is echt het Noorden kwijt nu! Ze weigert volledig om het erover te hebben, om er nog over na te denken, met mij of anderen. Ze zegt dat alles haar bang en moe maakt, dat ze volgend jaar wel opnieuw zal beginnen. Vorige week zei ze dat ze zich voor de trein ging gooien omdat alle meisjes van haar klas ‘bitchen’ zijn! Ze vindt mij een vreselijke vader die zijn dochter kapot maakt. De voorbije weken durf ik niks meer vragen aan haar, omdat ze dan gewoonweg ontploft of zich schreeuwend op het bed gooit.
Therapeut: ik vroeg me af, Eric, het is misschien een rare vraag…welk idee denk je dat Louise in haar hoofd heeft over hoe jij naar haar kijkt?
V: Ik denk dat zij ook voelt dat ik vind dat zij het Noorden kwijt is. De laatste tijd zeg ik eigenlijk bijna niks meer tegen haar.
Th: Denk je dat zij nog ergens aan je merkt dat je hoop hebt?
V: Nee… Ik moet zeggen…het is moeilijk om hoopvol te zijn en nog te denken van ‘komaan, we moeten er voor gaan’…Ze is er van overtuigd dat ze gek is. Ziek.
Th: Denk je dat zij ook vindt dat jij haar zo ziet?
V: …moeilijk te zeggen. Ik denk ook meer en meer: dit wordt niks.
Th: ….Kan je je dat nog herinneren, dat je kinderen in andere situaties vroeger gesteund hebben op het vertrouwen of de hoop van hun vader?
V: Hoe bedoel je?
Th: Wel, ik moet bijvoorbeeld denken aan de kroepaanvallen die mijn dochter soms heeft. Ken je dat, kroep*?
V: Ja, valse kroep, zo van die vieze hoest?
Th: Ja die, inderdaad. Als mijn dochter ’s nachts zo’n aanval heeft, dan moet ik met haar naar de badkamer omdat de stoom van het heet lopend water de zwelling in de luchtwegen doet zakken. Ze is dan volledig de kluts kwijt, heel bang en bezorgd, met die vieze hoest en die dichtgeknepen keel. Ik moet veel moeite doen om dan zelf rustig te blijven. Toch weet ik dat ze dat nodig heeft van mij, dat mijn paniek haar paniek verergert. Ik probeer dus een onderscheid te maken en vast te houden tussen haar ervaring en de mijne. Ik weet dat het erg voor haar is, maar het wordt ook beter. Ik probeer haar te steunen, maar ‘weiger ook wat’ om mijn rust te verliezen en mee in de paniek terecht te komen van een situatie waar we geen uitweg in zien. Ik vind dat wel niet gemakkelijk, natuurlijk. Het lukt me ook niet altijd even goed, want zo’n aanval kan best lang duren.
V: Nee, maar ik snap wel wat je bedoelt, denk ik….. Zoals wanneer je ze leert lopen, of zo.
Th: Vertel eens meer?
V: Ja, op een zeker moment zouden ze het alleen kunnen, maar ze weten dat natuurlijk niet zeker. Maar je moet ze lossen he, anders ontdekken ze het niet. Je moet dan zeggen: het lukt wel, ook al twijfel je eigenlijk zelf erg. Maar dat laat je niet teveel zien natuurlijk!
Th: Dat is inderdaad ook zo’n voorbeeld.
V: Of als ze zich pijn hebben gedaan. Mijn zoon was altijd overstuur als kind, als hij gevallen was en hij bloedde een beetje. Dan moest ik ook wel een beetje tonen dat het niet niks was, maar best toch niet flauwvallen van dat bloed (lacht) en hem terug aan het spelen sturen.
Th: Ja, dat herken ik ook….Als we ons wat laten inspireren Eric…Hoe denk je dat we dan nu ook vertrouwen en hoop kunnen uitstralen naar Louise?
V: Ja… Niet door in alle talen over die school te blijven zwijgen, denk ik dan.
…
De periode nadien kan ik met vader nadenken hoe we kunnen verwachtingen stellen zonder het conflict op te zoeken, maar met vertrouwen in een toekomst waarin ze zich beter zal voelen. We grijpen vaak terug naar de beelden van het leren lopen, de bloedende benen en de blafhoest in de badkamer.
Een waarde(n)volle koorddans
Het gaat er hierbij niet om dat deze beelden helemaal ‘opgaan’ en ons een lineair inzicht verlenen in de huidige moeilijkheden. Het kan wel een andersoortig spreken genereren dat aanknopingspunten biedt: waar merken ouders dat zij (nog) een ankerend effect hebben op het lijden van hun kinderen? Wat doet hun kijk op de kinderen met hoe deze naar zichzelf kijken? Wanneer zien kinderen, al is het maar tussen vele lastige ervaringen door, iets van een andere blik op de situatie?
Een dergelijke alliantie op poten zetten mag ook geen naïeve oefening zijn, genre ‘we doen alsof alles in orde komt en dan is dat ook zo’. Het is een intensieve en regelmatig te evalueren positionering tussen ouders, hulpverleners en een steunend sociaal netwerk. Het blijft een koorddans, maar de dikte van het touw doet er wel toe.
______________________________________
Willem Beckers is maatschappelijk werker en systeemtheoretisch psychotherapeut. Hij werkt als staflid bij de Interactie-Academie en als psychotherapeut bij De Vliegeraar, een praktijk voor kinderpsychiatrie en gezinstherapie.
Referenties:
Colapinto, J. (1997, November/December). The patterns that disconnect: About the foster care system. Family Therapy Networker, 43-44
Durrant, M. (2010). Oplossingsgericht werken met jongeren en hun gezin. Garant, 284 blz.
White, M. (2008). Narratieve therapie in de praktijk. Hogrefe uitgevers BV, 238 blz.
Omer, H and Lebowitz, E (2013). Treating childhood and adolescent anxiety. John Wiley &Amp; Sons Inc.
Jakob, P. (2011). Re-connecting parents and young people with serious behaviour problems. Child-focused practice and reconciliation work in non violent resistance therapy. New Authority Network International.
____________________
* Kroep (ook bekend als pseudokroep of valse kroep) is een virusinfectie, doorgaans bij kinderen onder de 5 jaar, waarbij de slijmvliezen van de stembanden en de bovenste luchtwegen ontsteken en opzwellen. Het veroorzaakt aanvallen van benauwdheid en holle blafhoest, die soms enkele uren duren. De aanvallen gebeuren meestal ’s avonds of ’s nachts. Symptonen zijn een verkoudheid, hese stem, een blaffende hoest, gierende ademhaling en ernstige benauwdheid. Bij erg huilen en schreeuwen zwellen de slijmvliezen meer, waardoor de benauwdheid nog verergert.
Dag Willem,
Wat een mooie interventie!
Als ex-theatermaker vind ik Gergens beschrijving van therapie/begeleiding als een ontmoeting tussen veelzijdige wezens erg inspirerend en probeer ik ons werk te kaderen als ‘spelen met rollen’. Vandaar de volgende vragen.
Zou je de situatie die je beschrijft ook zo kunnen zien dat vader onder invloed van de kijk van zijn dochter zichzelf moeilijk nog kan zien als ‘vader’ (‘Ze vindt mij een vreselijke vader die zijn dochter kapot maakt.’ ) en dat hij tegenover jou verschijnt als ‘de hopeloze’ die alles heeft opgegeven (‘De laatste tijd zeg ik eigenlijk niets meer tegen haar.’)?
En zou je dan over jouw interventie kunnen zeggen dat jij je rol als ‘therapeut’ even loslaat om als ‘vader’ te spreken en de vader van het meisje op die manier opnieuw in zijn rol van ‘vader’ te erkennen?
Ik vroeg mij ook af of je interessante therapeuten/theoretici kent die werken met het concept ‘rol’?
Hartelijke groet,
Danny