Als kind moest ik van mijn ouders vaak boodschappen doen. Ik ging dan met een briefje (10 of 25 gulden) en een muntje (één gulden) in mijn hand op pad. Het briefje was om te betalen, het muntje was voor ‘het karretje’.
Rondom ‘het karretje halen’ zat een hele wereld. Ik kon immers een vreemde met een karretje benaderen om mijn muntje te ruilen voor zijn of haar karretje. Dat betekende dan oogcontact maken (meestal schichtig, op een goede dag doortastend), een zin uitspreken (“mag ik uw karretje?“) en mijn muntje overhandigen (soms met elkaar rakende vingertoppen tot gevolg). Ik kon ook voor de makkelijke weg kiezen en een karretje loskoppelen terwijl de vreemde zijn karretje parkeerde, maar mijn gevoel van logica en trots weigerde vaak een dergelijke laffe en inefficiënte handeling.
Evengoed werd ik op een vergelijkbare manier ook door anderen benaderd. Zo was “mag ik je karretje?” geruime tijd een normale zin die ik instemmend en met een mix van ongemak en opluchting verwerkte. Het ruilen van het karretje was steeds een klein, intens en betekenisvol onderdeel van mijn leven als kind.
Toen evolueerden de karretjes. Guldens, rijksdaalders en ook de geliefde maar corpulente vijf guldenmunt werden door het karretje geaccepteerd. Het kwam niet in het nieuws, er werd geen referendum georganiseerd: het werd in een kantoor besloten en zo geschiedde. Dit maakte het leven van vele (lees: slecht voorbereidde) supermarkt-bezoekers gemakkelijker; de kans werd immers groter dat ze een passend muntje hadden. Dat was fijn voor hen.
Maar ik verloor mijn ongemakkelijk contact. Ik verloor de onhandige uitwisseling. Ik verloor mijn spanning en opluchting. “Mag ik uw karretje? ‘Ow… nee, ik heb geen rijksdaalder.” Na enkele van die pijnlijke uitwisselingen, gooide ik de handdoek in de ring. Ik zag dat ook bij de anderen gebeuren. Voortaan was een karretje halen heel gemakkelijk en contactloos.
Met een Nico Dijkshoorn-achtige heimwee denk ik af en toe nog terug aan het karretjescontact. Zo was ik laatst in een restaurant en kreeg ik een iPad voorgeschoteld. Ik kon daar ingeven wat ik zou eten en drinken en het alvast betalen. Vervolgens werd mijn bestelling gebracht. Heel gemakkelijk. Veel contactlozer contact.
Zo is het contact geëvolueerd in allerlei interacties. Van ‘afspreken met’ naar ‘bellen naar’ en nu naar ‘appen met’. Heel gemakkelijk. Van dansschool naar Tinder. Van winkel naar Zalando. Van groenteboer naar Hellofresh, van McDonalds naar Justeat. Contactlozer contact.
Dit jaar is contact niet zozeer lastig, inefficiënt en ongemakkelijk, maar wordt het gewoonweg gezien als risicovol. Contactlozer contact is daarmee de ‘sensible choice’ geworden, een zorgzame keuze voor jezelf, voor je naasten en voor de belangen van de huidige samenleving.
Deze huidige rigoureuze verarming aan contact doet mensen blijkbaar ook stilstaan bij het belang van contact. Zelfs de virologen beamen: in elkaars nabijheid zijn is een basisbehoefte en wij zijn ‘sociale wezens’. Maar laten we wel wezen: waren we voorafgaand aan deze lock-down al niet deccenia lang bezig om contact te verarmen door het te benaderen vanuit efficiëntie en gemak? De ongemakkelijke, simpele, rommelige en lastige kanten van contact worden al jaren ‘weg geïnnoveerd’.
Ik wil die tendens problematiseren. Niet omdat we opeens betere mensen worden van karretjescontact of het bespreken van de bestelling tussen klant en medewerker van het hamburgerrestaurant, maar omdat al deze kleine uitwisselingen betekenisvoller zijn dan ze ogenschijnlijk lijken.
Dus, wanneer er iemand in rustiger tijden het gebruiksgemak van de karretjes toch weer wil verbeteren… zullen we dan niet enkel stilstaan bij de winst op het gebied van gemak en efficiëntie maar ook bij het verlies op het gebied van relaties en ervaringen? Een winkel die een webshop wordt, een therapie die online gaat, een vergadering die voortaan via Zoom verloopt? Laten we dat soort vooruitgang een beetje blijven problematiseren en iets blijven uitwisselen van de waarde van contact.
_____
Paul Castelijns is kinder – en jeugdpsycholoog en systeemtheoretisch psychotherapeut. Hij werkt als staflid bij de Interactie-Academie.
Mij uit het hart gegrepen , Paul.
Ja, het zijn andere tijden wordt dan gezegd.
“Het nieuwe normaal”!
Het is misschien meer gemak, maar inderdaad “een verarming van sociaal contact”.
Ha Paul, goed opgemerkt. Al maanden nu is het moment van het karretje nemen, ontsmetten tot het betalen, cash mag niet meer, …een moment van weerstand en verzet. Online gesprekken, lesgeven… een moment van ambivalentie, goed dat we het hebben en ook wil ik dat wel op deze manier mijn werk doen . .. Het doet me deugd te lezen dat het mag geproblematiseerd worden, zonder dat ik mezelf hierbij in vraag moet stellen. Dank daarvoor, met warme groet en een stevige handdruk… Birgit
Dit moeten we blijven problematiseren. Nu elke medemens een potentieel gevaar is, lopen we rond als schichtige dieren. De continue stress die dat met zich meebrengt zorgt niet alleen voor een toename aan gedragsproblemen, maar is ook een ernstige bedreiging voor onze gezondheid.