Studiedag gezinstransities vanuit het perspectief van kinderen, georganiseerd door de faculteit Sociale Wetenschappen en faculteit Rechten van de Universiteit Antwerpen, het Kenniscentrum hoger instituut voor Gezinswetenschappen en Stichting Nieuw Gezin België en Nederland. 29 september 2015
Deze studiedag bracht een breed perspectief in beeld van wat sociologisch onderzoek, justitie en hulpverlening laat zien over actuele knelpunten in het domein ouderschap na scheiding. Zo vertelde Kinderrechtencommissaris Bruno Vanobbergen dat het thema vechtscheiding bovenaan staat op de lijst van de meeste klachten die kinderen melden. Alle sprekers zijn het erover eens dat er veel onwetendheid is omtrent het thema ouderschap na scheiding, zowel bij de bevolking als bij professionals. Er is een tekort aan opleiding van magistraten en juristen in het kunnen spreken met kinderen als ouders ruzie maken.
Er is weinig zicht is op de mogelijke trajecten die gevolgd kunnen worden, weinig zicht op andere pistes dan de strijdpiste.
Het deugddoende voor mij is dat dit thema met zijn maatschappelijke complexiteit en pijnpunten, nu eindelijk op de agenda staat, bestaansrecht krijgt, en dat hierin de dringende nood erkend wordt aan toenadering en samenwerking tussen justitie en hulpverlening die nu vaak los van elkaar ook tegen elkaar werken in dergelijke conflictdossiers. Ik heb geluisterd vanuit mijn jarenlange ervaring in het werken met zowel ouders als kinderen die gekneld zitten in chronisch en hoog conflict en voelde me in mijn stokpaardjes bijzonder gesteund door Frederik Swennen (hoogleraar Persoon- en Familierecht van de universiteit Antwerpen) die zijn ergernis uitsprak over het nog steeds gebruiken van de termen hoederecht en bezoekrecht die al 20 jaar (sinds de wet op ouderschap na scheiding van 1995) niet meer van toepassing zijn.
Hij startte zijn lezing trouwens met een verwijzing naar een artikel van 1915(!) van Elsie Parsons in het Journal of Ethics waarin zij reeds pleit om regels over ouderschap los te koppelen van regels over partnerschap. Er is niets nieuws onder de zon….we zijn er nog altijd niet aan toe!
Wat mij ook aangenaam trof, was dat duidelijk stelde dat de rechtsgang een win/verlies discours poneert en werkt met een “voor of tegen” taalgebruik: het gaat altijd over “partij X tegen partij Z” . Eigenlijk zou men hier moeten van afstappen in deze gezinskwesties. Het is een juridisch probleem dat in het Belgisch gerecht kinderen geen partij kunnen worden. Maar hij riep tegelijkertijd op om kinderen geen partij te maken want dan trek je hen in dit voor of tegen discours. Hij vermeldde ook pijnpunten in het rechtssysteem die het moeilijk maken om met ouderschapsregelingen bezig te zijn: er staat een ‘chinese muur’ tussen de Familierechtbank en de Jeugdrechtbank die allebei bevoegd zijn over ouderlijk gezagskwesties, verblijfs- en omgangsregelingen en alimentatie, maar ze hebben geen zicht op elkaars beslissingen. En als de Familierechter een regeling oplegt, is er geen nazorg mogelijk om te zien wat er met die regeling gebeurt.
Minister van Justitie Geens, die deelnam aan het debat op het einde van de dag, stelde eveneens dat zodra de rechtbank erbij komt er een probleem ontstaat, justitie blijft er best uit, verwacht van een rechter niet teveel, zei hij. Deze visie steunt helemaal mijn ettelijke verzuchtingen bij het werken met helse conflicten tussen ouders waar kinderen tussen zitten…
Vanuit sociologische hoek, die zich met demografie en statistiek bezig houdt, kwam dan soms een visie waarmee ik niet zo blij was. Daar zag ik terug verwarring en verstrengeling optreden tussen de termen co-ouderschap, verblijfsregeling, alimentatie. Er werd gesteld dat er geen stigma meer rust op het uiteengaan van ouders, dat kinderen niet meer met de vinger gewezen worden. Dit klopt niet met wat hulpverleners in hun werk zien. Ik lees het resultaat uit onderzoek dat kinderen in vragenlijsten zeggen dat ze gelukkiger zijn nu hun ouders uit elkaar zijn, anders.
Volgens mij antwoorden kinderen dat omdat ze voelen dat er naar hen gekeken wordt als geen intact, geen goed gezin. De uitspraak dat sommige ouders meer kans hebben op scheiding en dat sommige kinderen meer kans hebben om schade hiervan te ondervinden, lijkt mij daarbij stigmatiserend te kunnen werken. Het zit zogezegd in de persoonlijkheid of in het opleidingsniveau.
Er is te weinig know how over wat je als omstaander kan toevoegen om ‘agency’ en ‘coping’ van kinderen te bevorderen
Jongeren kwamen zelf ook aan het woord. Wat mij bij hun getuigenis trof was de uitspraak: “Je praat er niet over omdat je niet door hebt dat er een probleem is”. De druk en de strijd is zo alom tegenwoordig dat ze als evident ervaren wordt. En ook dat ze zeggen dat ze een bemiddelaar nodig hebben om duidelijk te maken aan hun ouders wat moeilijk is en om de regeling te veranderen. De stap naar hulpverlening vinden ze te groot. Ik hoor hier dat het taboe nog groot is, dat het natuurlijk netwerk rondom kinderen zoals leerkrachten, sportcoaches, jeugdleiders, klasgenoten, vrienden, nog steeds zwijgen over het thema ouders hebben in twee aparte huizen en conflict tussen ouders. Men mijdt dat onderwerp. Men deinst ervoor terug. Men strijdt mee of heeft schrik om erin verstrikt te raken. En zo missen kinderen steunbronnen. Er is te weinig know how over wat je als omstaander kan toevoegen om ‘agency’ en ‘coping’ van kinderen te bevorderen.
Om tegemoet te komen aan de vraag naar sensibilisering van de bevolking en aan het tekort aan kennis bij magistraten waar naartoe ze kunnen verwijzen zou het misschien goed zijn om het hulpaanbod overzichtelijk en bekend te maken. In dat opzicht maakte iemand mij er attent op dat mijn aanpak en methode zo onzichtbaar blijft omdat ze geen “’naam” heeft zoals bvb Kind uit de knel of Familiegroepsconferenties die op de slides verschenen. Hierbij een uitnodiging en oproep voor een naamgeving….
Lieve Cottyn is staflid, opleider & systeemtheoretisch psychotherapeut bij Interactie-Academie