Nog nooit werd er zoveel over het thema ouderen en hun context gesproken als in het afgelopen jaar. Ouderen werden immers als meest kwetsbaar gezien voor het Coronavirus en raakten onder het mom van ‘bescherming’ vanuit deze kwetsbare positie sterk geïsoleerd binnen hun eigen woonomgeving. Terwijl tijdens de eerste golf in de rusthuizen coronaslagvelden ontstonden, rezen op sociale media, in de kranten en op televisie polariserende discussies en betogen over deze leeftijdsgroep en hun prangende positie binnen de samenleving.
Wat ik las refereerde afwisselend aan onbegrip (“waarom moet een hele maatschappij met coronamaatregelen in een wurggreep gehouden worden om deze – bijna overleden – ouderen te beschermen?”), aan opstand en revolutie (“geef de ouderen in de rusthuizen een beter leven!”) of aan een negatie van hun situatie (” er is veel bezorgdheid over het negatieve effect van deze crisis op kinderen en jongeren”).
Wat mij vooral opviel is dat vooral de andere – jongere – generaties publiekelijk hun mening over deze kwetsbare groep lieten horen. Ik vroeg me af waarom de stem van onze ouderen zélf op de publieke fora niet klonk. In mijn dagelijkse praktijk als ouderenpsycholoog en in de coronafiles aan de bakker merkte ik dat deze ouderen een uitgesproken – weliswaar gedifferentieerde – mening hadden over de reacties en het gedrag van de samenleving in deze coronatijden, al dan niet tegenover hen.
En plots was daar toch ene Roger Lybaert, die in een woonzorgcentrum verblijft en een opiniestuk in Knack schreef over de mensonterende bejegening van ouderen in de woonzorgcentra. Hij geraakte ermee in een duidingsprogramma op de Vlaamse televisie, kreeg begin 2021 een eigen documentaire, en bracht met behulp van zijn dochter Leentje hierover recent een boek uit (Lybaert, 2021).
Naast deze ene oudere verscheen in dezelfde periode het boek van een andere, aanstormende oudere: Jean Paul Van Bendegem: “Wijs, grijs en puber. Een pleidooi voor de burgerlijk ongehoorzame senior” (Van Bendegem, 2020). Ik had deze vermaarde wiskundige en filosoof in 2018 over ditzelfde thema al horen spreken op een studiedag over middelenmisbruik bij ouderen, en was toen al erg begeesterd door zijn betoog. De ideeën voor zijn pleidooi ontstonden dus al lang voor de coronacrisis en zijn pleidooi overstijgt dan ook de actualiteitsgebonden corona-effecten op de ouderen. Tegelijk benoemt Van Bendegem de coronacrisis als een perfecte casestudie voor de stellingen die hij verdedigt.
Een burgerlijk ongehoorzame senior doet een oproep
De auteur is ondertussen als bijna zeventiger emeritus hoogleraar aan de VUB. Sinds deze nieuwe levensfase merkt hij aan den lijve dat onze maatschappij plots anders naar hem kijkt. In deze confrontatie komt hij uit op een aantal fundamentele vragen met betrekking tot de positie van ouderen in onze samenleving: wil men gepensioneerden niet liever kwijt? Zijn ouderen struikelblokken voor de jongere generaties? Heeft het nog zin om hen een stem(-recht) te geven?
Doordat de auteur zelf middenin deze levensfase zit en zijn pleidooi schrijft vanuit de positie als medestander en voorvechter van een correcte beeldvorming van ouderen, krijgt hij duidelijk het mandaat om zijn betoog te voeren. Op die ene studiedag in 2018 sloeg het betoog alvast aan, niet alleen bij de senioren zelf, maar ook bij de zorg- en hulpverleners die met deze ouderen werken.
Eigenlijk is zijn boodschap vrij helder en duidelijk: ouderen worden in onze maatschappij miskend en dit beïnvloedt hun zelfbeeld. De hedendaagse (versmallende) maatschappelijke kijk op ouderen heeft een negatieve impact op hun psychisch welzijn. De ouderdom als fase na het actief volwassen leven wordt niet meer als een volwaardige levensfase beschouwd, eerder als een aftakelingsfase waardoor ouderen vooral als passieve wezens verschijnen.
Omwille van dit zeer dominante, dwingende beeld beseffen ouderen de kracht van hun eigen inzet en wijsheid niet. Want oudere generaties bezitten heel wat wijsheid van waaruit ze een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de maatschappij. Helaas is de wijsheid en kennis van ouderen geen “evidence based kennis”. Wetenschappelijke kennis is in onze tijd zeer sterk vertegenwoordigd en wint steeds meer aan belang.
Dit wetenschapsmodel minimaliseert de praktijk en reduceert zo de complexiteit van onze (sociale) wereld. De wijsheid bij ouderen gaat volgens Van Bendegem eerder om de “kneepjes van het vak”, die moeilijk op papier te zetten zijn. En die kneepjes beheers je maar door (levens-)ervaring op te doen.
Vanuit een opstandig en gefrustreerd gevoel ziet hij bovendien parallellen tussen ouderen en pubers. Vanuit de spanning die de ouderen vanuit die ‘tweede puberteit’ kunnen ervaren, roept Van Bendegem hen op om hieraan uiting te geven en hun (wijze) stem te laten horen. Hij vraagt aan de andere generaties om hier oor naar te hebben: “Laat hen vanuit hun soort kennis meedraaien in de maatschappij en luister naar hen!” Zijn vergelijking tussen de ouderdom en de puberteit is helder en opent perspectieven. Perspectieven die de ouderen het mandaat geven om te rebelleren, eens goed met de deuren te slaan en met olifantenpoten door de rusthuisgangen te stampen!
Maar een filosoof zou een filosoof niet zijn om zonder een hele omweg tot deze boodschap te komen. Vooral in de opbouw rond wijsheid maakt hij het beeld waarop onze maatschappij op ouderen vaak afhaakt, zelf waar: in plaats van recht tot de zaak te komen, vertelt hij herhalend, vaak reeds in andere werken beschreven, opnieuw in detail, over wat kennis is en hoe deze in zijn verschillende soorten geëvolueerd is in de tijd. Uitweidingen, toelichtingen en literatuurverwijzingen worden dan wel in een apart deel op het einde van het boek geplaatst om het werk als pamflet leesbaar te houden, toch is het voor een leek in de wetenschapsfilosofie taaie kost waar je je doorheen moet werken.
In zijn poging om een heldere structuur te enten en uit te bouwen op zijn drie thema’s ‘wijs, grijs, puber’, verglijdt hij in een filosofische monoloog. Hiermee daagt hij de lezer vooral uit om de inhoud te begrijpen, eerder dan te doen nadenken over de boodschap van het boek en aan te sporen hiermee in het eigen leven iets te doen.
Niettemin merk ik dat Van Bendegem als filosoof schrijft met een zekere systemische gevoeligheid. Denken over wijsheid en ouder worden doet hij niet zonder de wetenschap te relateren tot de maatschappelijke context waarin de senior momenteel thuishoort. Als weerwerk tegenover het dominante evidence based practice, plaatst hij al woordspelend de “practice-based evidence”: kan de wijsheid van de senior niet samengevat worden als “evidence” op basis van de reguliere (levens-)praktijk en daardoor in de maatschappij een gelijkwaardige plaats krijgen? Hoe kunnen we ouderen terug bewust maken van die kracht? Op die manier kan de oudere datgene wat hij gerealiseerd heeft, teruggeven aan de maatschappij.
Tegelijk durft Van Bendegem in deze balans van geven en nemen een protestmatig, ander perspectief binnenbrengen: “Heeft de oudere tijdens zijn leven al niet genoeg bijgedragen en mag hij het daarom a.u.b. niet rustiger aan doen? En waarom bekijkt de maatschappij de oudere niet als een belangrijke consument? Kan hij op die manier geen interessantere plaats krijgen in de maatschappij?” Kortom, Van Bendegem roert met zijn boek gretig in het potje van sociale perspectieven op ouderen en ouderdom. Maar tegelijkertijd wil hij zijn werk niet laten verglijden in een uitgehold pamflet van te volgen tips, do’s en dont’s en praktische raadgevingen.
Mijn hoge verwachtingen dat dit boek ouderen wel zou aanspreken om zich te ontdoen van het versmallende, tot passiviteit aanzettende sociale discours en zo hun stem en positie te laten horen, worden mijn inziens niet ingelost omwille van de moeilijke leesbaarheid van het werk. Ik vrees dat hierdoor de beoogde opstand aan de hand van dit boek niet door ouderen zal worden opgenomen.
Voor de eerste keer in mijn leven durf ik stellen dat hier de film – lees ‘spreekbeurt’ – beter was dan het boek. We werden immers als zorgverstrekker op het symposium wél door hem geïnspireerd om het besef van de dwingende perspectieven op ouderen in ons werk met cliënten mee te nemen. Dit bijvoorbeeld in het begrijpen van hun soms ‘lastige’ (puber?-)gedrag en door met hen hierrond inzicht-gevend te werken. Echter, zonder de spreekbeurt zou ik deze enthousiasmerende inspiratie nooit uit het boek alleen gehaald hebben.
Ten rade bij mijn eigen ‘wijze grijze’
Tijdens het lezen van het boek en het schrijven van de recensie bekruipt me steeds een onbehaaglijk gevoel dat voorkomt uit de twijfel of ik als een niet oudere wel in staat ben om het pamflet te begrijpen en het boek naar waarde te schatten. Ik vraag me af of ik misschien meer ‘kneepjes van het (levens-)vak’ nodig heb om de inhoud van het werk te kunnen plaatsen. Ik vroeg daarom aan mijn vader, 75 jaar, of hij dit boek en mijn recensie door de blik van zijn levenservaring wilde bekijken en vandaaruit kon antwoorden op mijn twijfel.
Zijn antwoord liet lang op zich wachten. Op kousenvoeten sprak ik hem erover aan, want ik wist inmiddels niet meer of ik mij door zijn uitstelgedrag nu opgelucht moest voelen of me net zorgen om hem moest maken. Mijn assumptie dat hij al even erg als ik worstelde met het boek, bleek echter te kloppen. Hij gaf aan dat hij niet lang aan een stuk in het boek kon lezen, regelmatig de nood voelde om het opzij te leggen en dan moeite moest doen om het opnieuw “inhoudelijk vast te nemen”. Dit gaf me veel (h)erkenning. Het hielp hem wel, zo zei hij, om de humor en zijnswijze van Van Bendegem – zoals die in verschillende TV-programma’s verschijnt – voor ogen te houden om het boek te doorwerken.
Voor senioren, die hun leeftijd als discriminerend ervaren, bevat het “pamflettair essay” volgens mijn vader een onderbouwde oproep om daartegen te rebelleren. Zij moeten zich dan wel door het essay worstelen om de bedoeling van de auteur te vatten. Voor de ene wijze grijze kan het pamflet een bevestiging zijn, voor de andere een aansporing om zich anders op te stellen. Deze laatsten vinden echter geen tips of praktische raadgevingen. Mijn vader vraagt zich bovendien af of het pamflet voldoende kracht heeft opdat de niet-grijze lezer begrip zal opbrengen en ruimte wil creëren voor het gedrag van deze wijze, grijze puber? En nog een terechte bedenking van zijn kant: “geldt deze oproep niet enkel binnen onze Westerse cultuur?”
Op zoek naar andere senior-pubers
De onzekerheid die de wachttijd op mijn vaders antwoord met zich meebracht, deed mijn hoofd op zoek gaan naar andere literatuur of voorbeelden van ouderen die mij nu zouden kunnen inspireren om later op hogere leeftijd het versmallende discours op ouderen uit te dagen.
Zo heb ik steeds genoten van de afleveringen van “Benidorm Bastards”, een verborgen cameraprogramma waarin een aantal bejaarden de straat opgaan en de meestal veel jongere volwassenen te grazen nemen. Ze doen dit doorgaans door zich te gedragen zoals (sommige) jongeren: publiekelijk over hun one night stands opscheppen, tattoos laten zetten op hun prothese versierd met vulgaire taal, een jongeman naar een triootje vragen,…
Op absurde wijze vergroten ze hun afhankelijkheid en hun verwachte verminderde cognitieve mogelijkheden uit. Zo stappen ze rond met een rollator/strijkplank of eten in de winkel verf uit een pot. Ze dagen het beeld van het brave oudje voortdurend uit: tegen elkaar liegen, stelen, de plaats innemen van anderen. Het laat hun ‘tegenstanders’ achter met open monden van verbazing en ongeloof.
Ik onthoud dus dat – als ik als oudere in onze maatschappij nog gezien wil worden – ik best de zaken absurd uitvergroot, goed meedoe met de jongeren, en mij het mandaat toemeet om de regels van de maatschappij te negeren omdat ik op die leeftijd toch niets meer te verliezen heb.
Eveneens het vermelden waard in deze rubriek zijn de “Instagrannies”. Op Instagram geeft Bond Zonder Naam (BZN) onze oudste influencers een modern podium (zie @_instagrannies). Op dit forum delen zij hun levenswijsheden met de jongere generaties. BZN geeft de reacties ook terug aan de Instagrannies zelf, waardoor er een verrijkende dialoog ontstaat. Velen van hen zijn erg getekend door het leven. Maar ze verbazen mij één voor één, hoe zij vanuit negatieve levenservaringen de kracht kunnen putten om deze in hun verdere toekomst om te buigen naar iets positiefs.
Ik volg hen graag, ze inspireren mij in de kleine dagelijkse realiteiten en prikkelen me met suggesties om het op latere leeftijd ook zo aan te pakken. Zo is er bijvoorbeeld een tachtiger in Leuven gaan samenwonen met zes studenten in een studentenhuis.
Pas echt inspirerend voor mij zijn de Dagboeken van Hendrik Groen (2014, 2016, 2021). Het zijn drie romans, geschreven in dagboekfragmenten over het leven van Hendrik Groen in een verzorgingstehuis. Als verzet tegen de wantoestanden die in zulke instellingen meestal welig tieren en zich enten op de versmallende sociale perspectieven op ouderen, richt Hendrik met een aantal medebewoners een tegendraads groepje op: Omanido (‘Oud-maar-niet-dood’). Met bijzondere dag-uitstapjes proberen ze nog iets van het leven te maken. Ze racen met hun elektrische rolstoelen de baan op en lappen hun dieet aan hun laars. Ze rebelleren niet alleen op creatieve en humoristische wijze tegen het dictatoriale bestuur van de directie, maar laten zich ook niet op hun kop zitten door de onvermijdelijke leeftijdsgebonden aftakeling en dood.
Het boek van Roger Lybaert tot slot staat ook nog op mijn verlanglijstje. In een recensie las ik dat het boek verhaalt hoe het leven hem heeft gevormd tot de kranige man die hij nu is. Dit maakt me alvast nieuwsgierig of hij vanuit zijn wijze, grijze positie aan ons kan meegeven hoe hij in staat is (al puberend?) de uitdagingen van het senium het hoofd te bieden. Met zijn open brief en getuigenissen op het scherm stak hij in mijn ogen alleszins de vinger in de etterende maatschappelijke coronawonde. Hij houdt met zijn centrale uitdagende boodschap een spiegel voor (iets wat onze pubers doorgaans ook doen): de vrijheid van de jongere generaties begint momenteel waar die van ons (ouderen) eindigt.
Tot slot
Zonder te vervallen in een kookhandboek van levenswijsheden, bieden bovenstaande suggesties in mijn ogen voldoende handvatten om zich vanuit de levenservaring aan te passen aan de grillen van het leven en zich niet laten leiden door het dominante versmallende discours rond ouderdom. In al deze voorbeelden valt mij op dat humor een belangrijke rol speelt als copingmechanisme om met de ambivalentie van het leven om te gaan en op hogere leeftijd een leven te ‘leiden’ in plaats van te ‘lijden’. De energie die hiermee vrijkomt, creëert naar mijn aanvoelen de gewenste ruimte om de dominante perspectieven uit te dagen en verbinding te maken met ‘medestanders’. De humor laat ook toe om de absoluutheid van deze perspectieven ‘weg te lachen’ en zo relativering te brengen.
In mijn gesprekken met ouderen merk ik dat het beschikken over deze vaardigheid vaak het verschil maakt om het leven ‘goed te kunnen eindigen’. En net zoals mijn vader aanstipte, besef ik hoe ook Van Bendegem tijdens zijn lezing destijds met de nodige dosis humor zijn boodschap voor mij veel verteerbaarder maakte. Jammer dat deze niet doorheen heel zijn boek klonk.
_____
Ann Cappaert is als psycholoog werkzaam in Woonzorgcentrum Heilig Hart in Grimbergen. Ze werkte de afgelopen 25 jaar met ouderen in verschillende werkcontexten en op alle ‘lijnen’ van de hulpverlening. In bijberoep heeft zij als systeemtheoretisch psychotherapeut haar privépraktijk te Boom.
Referenties
Groen, H (2014). Pogingen iets van het leven te maken. Het geheime dagboek van Hendrik Groen, 83 ¼ jaar. Meulenhoff.
Groen, H. (2016). Zolang er leven is. Het nieuwe geheime dagboek van Hendrik Groen, 85 jaar. Meulenhoff.
Groen, H. (2020). Opgewekt naar de eindstreep. Het laatste geheime dagboek van Hendrik Groen, 90 jaar. Meulenhoff.
Lybaert, L. (2021). Roger. Wat het leven mij leerde. Manteau.
Van Bendegem, J.P. (2020). Wijs, grijs en puber. Pleidooi voor de burgerlijk ongehoorzame senior. Academic and Scientific Publishers.