Een dagelijkse dosis interesse is een goeie zaak, vinden wij. Een mens doet zijn best om met open blik de wereld te aanschouwen, geboeid door wat anderen zoal boeit en bezigt. Als hulpverleners trekken bepaalde woorden natuurlijk sneller onze aandacht, wanneer deze verschijnen in het nieuws, een column, een opleidingsaanbod of een fonkelnieuw boek.
‘Eetstoornis’. ‘Seksueel geweld’. ‘Suïcidepreventie’. ‘Delier bij dementie’. ‘Ouderbegeleiding’.
Meestal denken wij dan: “goed zo!” Goed dat er geschreven wordt. Goed dat er ontwikkeld wordt. Goed dat er onderzocht wordt. Goed dat er gesproken wordt.
Aandacht voor het mentale welzijn. Van in de psychiatrische ziekenhuizen tot aan de regeringsonderhandelingen, van in de onderzoeksliteratuur tot op de werkvloer, van in de kleuterklas tot in de scenario’s van het TV feuilleton.
Zowel voor het psychische van ons functioneren als voor het functioneren van onze psyche geldt: een dagelijkse interesse is een goeie zaak.
Wat weten we toch veel
Maar soms verslikken wij ons. Dan verandert onze interesse in verbazing. Verbazing in verbijstering.
Ouders worden ingelicht over de bokslessen die op de basisschool worden georganiseerd voor de kinderen. Zo leren zij, dixit de flyer, om hun reptielenbrein tot rust te brengen.
“Wat zéggen deze boksleraren nu eigenlijk allemaal?”
Een businesscoach schrijft op sociale media over een online sessie waarbij ze jonge ondernemers, op weg naar financieel succes, gidst om oude blokkades uit de kindertijd op te heffen.
“Wat zégt deze coach nu eigenlijk allemaal?”
Een psycholoog maakt reclame voor een boek waarin hij ons leert dat lastig gedrag van kinderen altijd een vertaling is van behoeftes die niet zichtbaar zijn.
“Wat zégt deze psycholoog nu eigenlijk allemaal?”
Het gemak waarmee reptielbreinen, oude blokkades en onzichtbare behoeftes als een vanzelfsprekende verklaring voor de gesteldheid en het gedrag van mensen worden geponeerd toont hoe de interesse als een pletwals over de nuance is gereden. De twijfel ligt daarmee op apegapen. Psychologen, businesscoaches én sport-agogen. Wat snappen en weten we toch veel.
De inflatie van het begrip trauma
Binnen deze trend tot een soort van versimpelingscausaliteit valt met name de inflatie van het concept ‘Trauma’ als een sluitend verklaringsmodel-van-hogere-orde op. Al ons lijden, al onze tekortkomingen, al het gedoe op ons pad: met een onwaarschijnlijke gemakzucht wordt de trauma-taal gehanteerd, alsof we de hele tijd weten waar we het over hebben.
Wanneer we lezen dat een puber middels psycho–educatie moet worden uitgelegd dat zijn trauma’s linea recta maken dat hij nu blowt, dan denken we: “wat zégt deze psycholoog nu eigenlijk allemaal?”
Wanneer een koppel in crisis door hun relatietherapeut geadviseerd wordt om hun gevoelige gehechtheid in hun gezin van herkomst te zien als de bron van hun spanningen vandaag, dan denken we: “wat zégt deze relatietherapeut nu eigenlijk allemaal?”
Wanneer een buurman zegt dat zijn therapeut hem heeft uitgelegd dat zijn angst over het mogelijks overkop gaan van zijn bedrijf ontstaan is omdat hij als kind twee dagen geen bezoek mocht ontvangen tijdens een ziekenhuisopname, dan denk we: “wat zégt deze therapeut nu eigenlijk allemaal?”
Gevangen door littekens
We zien steeds meer voorbeelden waarbij mensen aan de hand van dergelijke hink-stap-sprong verklaringen in een geconcentreerde visie ‘op zichzelf’ worden getrokken. De trauma–wijsheden van hulpverleners dragen zo bij aan een wereld waar mensen al hun boosheid, angst, frustratie, drugsgebruik, ouderlijke bezorgdheden, partnerrelaties of stijl van leiding geven gaan begrijpen als waren ze exclusief en onlosmakelijk versmolten met behoeftes die voortkomen uit hun eigen littekenweefsel of dat van de ander. Sociale omstandigheden, pech, relationele dillema’s, misverstanden, politieke keuzes, temperament, armoede, maatschappelijke evoluties, who cares? Impulsiviteit, chaos, onbedoelde wisselwerkingen, morele overwegingen, why bother?
En ook de vraag puzzelt: wanneer wij allen gelijk zijn en dus met trauma overladen; hoe bieden we dan nog een forum aan schrijnende verhalen? Mensen die zich met veel vallen en opstaan trachten staande te houden? Hoe kan je als hulpverlener een situatie nog bijzonder ingewikkeld vinden en er daarmee bestaansrecht aan geven? Welke taal blijft er nog over?
Een klein pleidooi
Zorgzame hulpverleners beseffen dat mensen verschillen en dat nuance in het werk altijd op zijn plaats is. Ze wikken en wegen omdat ze oog hebben voor complexiteit. Ze weten dat ze heel veel denken maar denken daarmee niet dat ze heel veel weten. Ze onderscheiden metaforen van feiten en een ingang van een zekerheid. Ze hebben geen dramatische woordenschat nodig om duidelijk te maken dat ze iets te bieden hebben. Ze staan stil bij wat verklaringen en terminologie doen. Ze erkennen de grenzen van hun expertise.
We zijn grote liefhebbers van de bokssport, maar ons reptielenbrein tot rust brengen? Traumamehoela! We hebben geen reptielenbrein. En als we het hadden, dan moesten we toch echt een ei kwijt.
_____
Deze bijdrage is geschreven door Willem Beckers en Paul Castelijns. Zij zijn beiden als staflid werkzaam bij de Interactie-Academie.
Beste Mijnheer Bekkers en Mijnheer Castelijns,
Vooreerst wil ik jullie zeggen dat het stuk mooi geschreven is, met humor, daar hou ik van.
Maar en nu komt de maar…. wat als het leven wel eenvoudiger in elkaar steekt en reacties echt het resultaat zijn van omgevingsfactoren ( als systeem therapeuten weten jullie dit) en van opgelopenen traumatische gebeurtenissen ( of vaak traumatische interpretaties van gebeurtenissen)?!
Ik van mijn kant zie dit dagelijks en heb dus naast mijn “ tools” en begrippen kader van mijn systeemtheoretische opleiding, ook EMDR en Logosynthesis erbij gestudeerd.
Wauw!
Ik nodig jullie graag uit dit dieper uit te pluizen. Het leven is eenvoudiger dan we denken.
We zijn super intelligente wezens die geprogrammeerd worden door omgevingsfactoren en geloofsovertuigingen…
Welke overtuigingen we kiezen ( bewust of onbewust) bepalen onze ervaring.
Laten we dus zeer bewust omgaan met wat we zeggen of denken.
Gedachten scheppen onze werkelijkheid.
Ik van mijn kant stel graag dingen in vraag en kijk uit naar positive opbouwende veranderingen.
Één daarvan is zeker de toenemende interesse in het functioneren van de mens en de veralgemeende psychologische toepassingen en verklaringen!
Iedereen welkom, een open debat en als je blieft geen hiërarchie.
Jij mag meedoen en jij niet.
Elke inbreng die constructief is ( helpt en nuttig is) is welkom.
Aan u de keuze: doen jullie mee in de nieuwe ( aanvullende) aanpak of niet?
Komaan… systeem therapeuten passen zich toch aan hun omgeving( systeem) aan of niet?
Met vriendelijke groet,
Helen
Dankjewel Helen, mooie reactie helemaal mee eens zonder nuance ?
Beste mevrouw, we vinden het fijn dat u ons artikel heeft gelezen en de moeite doet ons daar uw visie over te laten horen. We zijn ook opgetogen dat u onze humor wat kan waarderen. Daarnaast staan we achter onze bijdrage en hopen we wat tegengewicht te bieden tegen allesomvattende en reducerende verklaringsmodellen voor menselijke spanningsvelden (zoals het trauma-denken kan doen) of een mening te zien als een universeel feit (zoals het idee dat wij allen hyperintelligente wezens zouden zijn). Daarin verschillen we dus van visie, en dat is ook prima. Dialoog moet er zijn, maar gelukkig hoeft dat geen eensgezindheid te betekenen. Vriendelijke groeten, de auteurs
Ik denk dat het Steve De Shazer was die stelde met mensen te werken en geen stoornissen te behandelen. Conceptualiseren, oorzaken toewijzen, ingewikkelde verklaringen voor dingen die we niet goed – kunnen en hoeven te – begrijpen en andere slimmerigheden zijn vooral gericht om de business te laten draaien en airplay te geven aan de therapeut/coach/psycholoog. Onze cliënten of beter de mensen waarmee we werken hebben er niet zoveel hulp en boodschap aan. Ze wensen vooral hun dagelijks leven te kunnen leven. Daarnaast maakt een dergelijke terminologie mensen (en niet cliënten) tot slachtoffer. Wat te weinig recht doet aan de mens die echt leeft en zoekt om te gaan met iets als een trauma.
Net zoals tenminste één van de auteurs boks ik ook (al 20 jaar) voor de schoonheid van de sport, Ik zou na al die jaren ook niet willen inzien dat ik dit eigenlijk doe louter omwille van mijn reptielenbrein of een frustratie uit mijn kindertijd. De magie zou plots zomaar weg zijn. Ik zou mezelf plots moeten zien als iemand die al die jaren zijn dierlijk instinct volgde met alle gevolgen vandien voor mezelf en de mensen rondom mij en die mij ook mee maakten tot wie ik ben (of toch meen te zijn).