Ik zie het paar zitten in hun huiskamer, samen achter één computer. Ze zitten dicht tegen elkaar aan.
Meneer fulmineert tegen de verstrengde corona-maatregelen. Hij is zeventig, zij is wat jonger, een prille zestiger. Ik ken haar al lang, mevrouw lijdt onder angsten en dwanggedachten. Zij heeft haar man uitgenodigd om onze online-sessie mee te volgen. Het is niet de eerste keer dat ik hem spreek en zie.
Ze zit stilletjes te luisteren terwijl hij met luide stem zijn verontwaardiging uitroept: “We zijn in oorlog, dat zei de Franse president, in oorlog en ze hebben geen wapens, de grenzen zijn gesloten, je wordt gecontroleerd! En dan dat sfeertje van we zijn allemaal zo sociaal en betrokken. En dan al die angstige mensen met hun maskers en handschoenen, gaan ze me nog zeggen wat ik moet doen ook!” Hij gaat nog even door.
Uit zowat elk nieuwsbulletin haalt hij iets aan waaraan hij zich ergert. De grote wereld is klein geworden, we kijken alleen nog maar naar onze eigen omgeving. In zijn verontwaardiging klinkt ook veel teleurstelling. Ik spreek mevrouw aan, ze is buiten beeld geschoven.
“Hij houdt zich wel aan de regels hoor, je moet niet denken dat hij asociaal is, we gingen ook niet hamsteren. Ik heb je al veel over hem verteld hé, over zijn eigenzinnige ideeën, je kent hem ook al een beetje.”
Het beeld dat ik van hem heb gekregen in de sessies met mevrouw klopt met wat ik nu zie en hoor. Deze man is een vrijdenker, tegen de stroom in, hij wil zich vooral niet zomaar invoegen in de norm, toch niet in zijn gedachten. Zijn eigenzinnigheid is voor mevrouw niet altijd geruststellend, integendeel. Ook nu verwoordt ze net als anders haar zorg over hoe zijn woorden en gedrag op anderen zullen overkomen.
“Vanwaar komt de boosheid?” vraag ik aan het scherm. Ik zie zijn hoofd opnieuw helemaal tevoorschijn komen. Hij vertelt over een incident aan de ingang van de supermarkt.
“Ik ging mee met haar, want zij kan die bak water niet tillen, ze heeft last van haar rug. Samen is toch ook sneller. De veiligheidsbeambte hield ons tegen. Ik begon te discussiëren, ik wilde niet afgeven, en hij liet ons tenslotte door. Die security-agent was helemaal over zijn toeren en riep dat niemand wou luisteren. Luisteren? Gehoorzamen zal hij bedoelen, ik ben toch een volwassen man. Ik mag toch ook nog iets willen, en wat een mens wil daar gaat het toch om, ik vraag gewoon om binnen te mogen!
Zij wilde wel buiten gaan en in de auto wachten en dat vond ik absurd. Die man moet enkel de aantallen tellen, ze moeten mij maar een goede uitleg geven. En hij moet me zeker niet aansmeren dat ik de anderen meer zal besmetten.”
Mevrouw ging toch maar mee binnen, dan stopte de discussie tenminste. Achteraf hadden ze woorden, hij vond haar weer te angstig, net zoals al die andere mensen en dat is toch niet nodig. Ze werden het geleidelijk eens: allicht dat ze de maatregelen mee volgen, allicht dat ze niemand ziekte toewensen, maar de eigen logica en het eigen gezond verstand mag toch nog blijven en tegenspraak maakt je toch niet tot een asociale mens.
Ik denk aan andere cliënten, en hoe ik hun klachten zie verschuiven, de angst soms verwonderlijk naar de achtergrond. De opstand en de verontwaardiging bij anderen naar de voorgrond.
En weer ben ik verrast hoe in deze tijd andere contexten andere gevoelens van onwelzijn met zich meebrengen. Waar in deze tijd angst als algemeen gevoel mag overheersen, mag de verontwaardiging en de opstandigheid van meneer er niet zijn. De context waarin dit gedrag naar voor komt, maakt dat dit soort van kritiek kan gehoord worden als asociaal. Dat maakt meneer ongelukkig en kwetsbaar. Zijn vrouw is rustiger, nu kan zij hem geruststellen… Meestal is hij degene die haar moet aanmoedigen, die relativeert, en haar wil geruststellen door al haar angsten en zorgen van tafel te vegen.
Ik lees in een interview met pandemiepsycholoog Steven Taylor in het weekblad Humo (Vlerick, 2020) over twee groepen mensen. Enerzijds de meer angstige mensen: zij ervaren veel stress, schieten in paniekerige reacties. En anderzijds heb je een groep mensen die hierop reageren door zich kritisch uit te laten over de maatregelen of door ze te negeren. Taylor noemt ze ‘blunters’, ze lopen eerder weg van angstaanjagende informatie.
Deze ‘blunters’ reageren op wat zij de hysterie van de anderen noemen en gaan eerder handelen alsof er niets aan de hand is. Taylor adviseert aan overheden om met deze verschillende mensen rekening te houden. De richtlijnen, aldus Taylor, moeten op deze twee groepen worden afgestemd. ‘Blunters’ hebben zeer logische en heldere richtlijnen nodig, waarin ze kunnen meedenken. Taylor zegt hiermee ook dat het geven en hanteren van richtlijnen moet uitgaan van interacties, eerder dan van reacties op de richtlijnen. Mensen reageren op elkaar en op elkaars manieren van omgaan.
Dat ga ik volgende keer vertellen aan mevrouw. Hoe het patroon in hun relatie zich plots op grote schaal kan herhalen. Een mooie manier van verbreden.
_____
Birgit Bongaerts is klinisch psycholoog en systeemtheoretisch psychotherapeut. Ze heeft een zelfstandige praktijk en is geassocieerd trainer bij de Interactie-Academie
Illustratie: Mila Van Goethem www.milavangoethem.be
Literatuur
Vlerick K. (2020) Hoe overleef je een pandemie: Als mensen leiders niet vertrouwen, gaan ze zelfs bij een ebola-uitbraak niet in quarantaine. Humo, 4152/14, 31/3/2020, 40-45