Over protocollen, oesterzwammen en de familie d’Accueil

 

In het kader van de financiering van behandelingspleegzorg werd aan de diensten voor pleegzorg de opdracht gegeven om datgene wat werkt, datgene wat ze al jaren inzetten bij pleegkinderen en hun betrokkenen, te beschrijven en te onderbouwen. Dit met als doel om het daarna in een infofiche te gieten en ter goedkeuring voor te leggen.

Het is een verhaal waar vele hulpverleners in diverse werkcontexten mee geconfronteerd worden. Een verhaal over aantoonbaarheid, evidence-based werken, over wetenschappelijke onderbouw, expertise en ervaring. Hoe kunnen we het op maat werken verzoenen met protocollen, welke woorden kunnen we gebruiken opdat we gehoord worden, hoe kunnen we laten zien dat wat we doen waardevol is? Dit is een uitdaging die we met 3 provinciale diensten (pleegzorg West-Vlaanderen, Limburg en Antwerpen) aangegaan zijn. Wat volgt is een beeldend en schetsend verslag van deze zoektocht door Sabine Bracke, verantwoordelijke Behandelingspleegzorg van Pleegzorg provincie Antwerpen.

____________________________

Er was eens…..

Er was eens een vrouw met de ongewoon klinkende naam Thera Peut. Mevr Peut deed wat ze tot dan toe elke dag deed: koken in haar restaurant. Ze maakte er heerlijke gerechten, had een vast cliënteel dat om de 2 weken over de vloer kwam maar dikwijls mocht ze ook nieuwe klanten verwelkomen. Soms ging ze outreachend te werk en kookte ze in de keuken van haar klanten. Dat ze daarvoor dan wel al eens een halve dag in haar auto zat om de files te trotseren, deerde haar niet. Zien hoe haar cliënteel smakelijk haar culinair aanbod verorberde, werkte voldoende efficiënt als inzetserkenning.

Want dat laatste (het smakelijk verorberen) was niet zo evident. Haar cliënteel was immers niet het eerste de beste. Allemaal stamden ze af van de grote (heel grote) familie d’Accueil (de Franse vertaling voor ‘pleeggezin’). Net zoals de onderlinge relaties in deze familie, was ook hun verhouding met ‘eten’ complex. Sommige hadden hun hele leven spruitjes gegeten waardoor ze getriggerd werden door zowel een broccolistronk als een jong slablaadje.

Nog anderen worstelden met een onweerstaanbare drang om alles wat eetbaar was, met de snelheid waarop water kookt op een gasvuur, naar binnen te werken; met buikpijn en andere ongemakken tot gevolg. En nog anderen hadden hun smaakpapillen zo op de proef gesteld dat alles wat daarna volgde flauw smaakte. Maar één ding hadden ze allemaal gemeen: hun hongergevoel was moeilijk te stillen.  ‘Dagelijkse kost’ kon hen zelden bekoren en de veel door andere families bezochte restaurants, bezorgden hen zelden een voldaan gevoel.

Koken op maat

Gelukkig had Thera had zich inmiddels ‘gespecialiseerd’. In haar keuken stond een kast vol met kookboeken die ze ooit wel allemaal verslonden had, maar die nu vooral als decoratie dienden. Ze had immers ondertussen haar eigen smaken toegevoegd, ze had proefondervindelijk ervaren wat haar klanten/cliënten nodig hebben, ze had gelezen over allergieën, triggers en andere gevoeligheden en zo nu en dan had ze op een voedingssalon (hoor: congres) inspiratie opgedaan.

Met andere woorden: ze kookte op maat en dat werd gewaardeerd door jong en oud van de familie d’Accueil. Het was een plezier om er af en toe eentje of meerdere na de maaltijd te zien vertrekken met een voldane glimlach op de lippen. Al meer dan 15 jaar ging het er zo aan toe in haar keuken en nog steeds gaf het haar veel voldoening.

De Smaakmeesters

Enkele jaren geleden was er wel iets veranderd in de restaurantwereld. Ongevraagd en ongewild had ze zich moeten aansluiten bij de vereniging genaamd ‘De Smaakmeesters’. De eerste jaren merkte ze hier noch positieve noch negatieve effecten van en even leek het alsof ‘de Smaakmeesters’ slechts een flets afkooksel was. Het laatste jaar begon er echter iets te veranderen. Alles proefde plots scherper.

Critici, recensenten,….bezochten met de regelmaat van de klok de zaak. Ze kwamen binnen, keken met een vergrootglas in het rond. Ze stelden vragen over het interieur (‘hoe lang hangen de gordijnen er al?’) maar ook meer inhoudelijke vragen (‘kan de veganist hier ook terecht?’). Het eten werd niet echt afgekeurd maar ook niet geprezen en Thera werd er niet bepaald vrolijker van.

Nochtans was het publiek niet veranderd, had de eetzaal net een likje verf gekregen, kwamen de ingrediënten nog steeds van dezelfde leveranciers. Misschien lag het dan wel aan de recensenten? Of nog erger: aan haar eigen  kookkunsten!? Ze was er nog niet helemaal uit wiens invloed het meest speelde maar ’s nachts zat ze helemaal vast in de ‘benadelings-greep’. Datgene waar ze goed in was, wat ze al jaren deed, datgene waarbij intenties en effecten (min of meer) naadloos op elkaar aansloten, werd immers niet meer opgemerkt. Hoe hard ze ook riep….

Bovendien was er een nieuwe voedingsindustrie bijgekomen en dat was ook niet de eerste de beste. Enkele ketens waren als oesterzwammen uit de (hulpverlenings)grond geschoten en gingen er prat op dat hun Aspergerhamburger overal hetzelfde bereid werd. De koks in kwestie werden in hun bereidingen begeleid door een doorschijnend mapje waarop in grote, vetgedrukte letters ‘protocol’ prijkte en waarin elke stap precies omschreven werd. Alles stond netjes beschreven: de opstelling van de stoelen, de plaats van het peper- en zoutvat, de weg van de grond tot op het bord.  En…..het smaakte nog ook! Zelfs voor sommige leden van de familie d’Accueil.

De versheid van de producten

Over de provinciegrenzen heen bleken er nog een paar restaurantuitbaters met hetzelfde gevoel te kampen. Eenzelfde worsteling omtrent hoe zich te verhouden ten opzichte van de kant-en-klare voedingsindustrie met hun evidence-based certificaten. En hoe kunnen ze omgaan met de smaakrecensenten? Toen ze met zijn allen samen zaten na een etentje van de interprovinciale middenstandskring, kwamen de tongen los. Er heerste wel even wat West-Vlaams-Limburgs-Antwerpse spraakverwarring maar dat duurde gelukkig niet lang. De herkenbaarheid was immers groot. Twijfel, ongeloof en zelfs boosheid werden gedeeld met elkaar (ja, met hun emotieregulatie was niets mis!). Ze zouden zich niet van hun kookpotten laten verwijderen! De krachten werden verenigd en de strijdbijlen werden nog net niet opgegraven.

Want nee, Thera en haar collega’s hadden dan wel niet zo’n doorschijnend mapje, ze hadden wel al een mooie portfolio en een stevig dossier! Namelijk, een narratief over de bereiding van hun eten, de netheid van hun keuken, de versheid van de producten en de tevredenheid van hun klanten. Maar ‘praatjes vullen geen gaatjes’ zei een Huysentruyt-achtig aandoende man. Wat is netheid? Hoe vers is vers op een schaal van 0 tot 10? En wie zegt dat de klanten tevreden zijn, misschien waren ze enkel opgelucht omdat ze terug naar buiten konden, of spraken ze enkel uit loyaliteit met de restaurantuitbater hun tevredenheid uit? Tja, daar had het West-Vlaams-Limburgs-Antwerps clubje (ik noem het verder het WLA-clubje voor het leesgemak) niet direct een antwoord op. Ze hadden de laaiende reacties van hun klanten wel gehoord, maar nooit opgeschreven. Laat staan dat ze deze in een excelletje gegoten hadden en gevraagd hadden om het te ondertekenen.

Smeuïge chocomousse

Toen kwam iemand van het WLA-clubje op het lumineuze idee om aan te kloppen bij een befaamde koksschool, de Interactie-Academie. Sabine, één van leermeesters in de koksschool, ging met het drietal rond de tafel  zitten (natuurlijk, waar anders!) en proefde één voor één hun gerechten. Gelukkig hanteerde ze een andere feedbackstijl dan Gordon Ramsey. De ham-vraag kwam al tijdens het tussengerecht bovendrijven : wat werkt in jullie keuken en restaurant? Wat maakt verschil? En vooral: hoe konden ze nu aan die kritische buitenstaanders -die ook maar hun job deden (even wat posities inbrengen) – tonen en zelfs bewijzen dat wat ze klaarmaakten, gesmaakt werd?

En niet alleen gesmaakt! Het WLA-clubje was dikwijls getuige geweest van een soort van uitdijend effect van hun tussenkomsten op de eetkamertaferelen thuis! De jongste leden van de familie d’Accueil kregen hun eetlust terug, zelfs het broccoli-roosje kon hen bekoren, de smaakpapillen werkten terug op volle kracht, het water kookte zelden nog over….en zelfs de conversaties aan de tafel kregen meer de allures van een smeuïge, samenhangende chocomousse dan van een in stukken gehakte kipfilet.

Maar hoe kwam dat nu precies? Op de koksschool werden de gerechten één voor één aan een oog- en smaaktest onderworpen, de boeken werden er terug bijgenomen, zelfs nieuwe aangekocht, er werd geschreven, geschrapt, gezocht naar de juiste woorden,….. De belichting werd zelfs onder de loep genomen en uiteindelijk werden alle culinaire stapjes beschreven, maar in die mate dat er nog ruimte was om naar eigen believen wat zout toe te voegen of een scheutje verse room. Ook de ingrediënten werden vastgelegd maar zowel de plaatselijke boer als de groothandel konden (tot vreugde van beide) blijven leveren. Variatie als kers op de taart of verschil op een bedje van gemeenschappelijkheid,… en….. het voelde ook goed aan.

De recensenten en critici riepen aanvankelijk vooral ergernis, frustratie en boosheid op bij het WLA-clubje dat, professioneel als ze waren, deze gevoelens via een externalisatie-proces omgezet hadden in respectievelijk een roerei, een sabayon en een steak tartaar. Maar dankzij diezelfde recensenten groeide ook stilaan terug het zelfvertrouwen, groeide de kameraadschap en het besef er niet alleen voor te staan.

De Kitchen Aid even inruilen 

En toen kwam het moment dat de sterren uitgereikt zouden worden (lees: dat er beslist zou worden of ze konden blijven koken). Met een bang hart, met de meester chef-kok in hun gedachten, met een draaiboek of om het naar de woorden van de critici te zeggen een protocol op maat, stonden ze klaar om het verdict te aanhoren.

En dat verdict…… sloeg genadeloos toe. Niet alle sprookjes kennen een goed einde.

…..

Of heel misschien is het nog niet ‘the end’. Hopelijk is het slechts het einde van….een hoofdstuk. Want sprookjes bevatten toch steevast nog een tocht door een donker bos, of een berg die beklommen moet worden, of een reus of een monster dat overwonnen moet worden? En volgt er niet pas na tussenkomst van een fee of, in ons ‘restaurant’-geval, misschien Sergio Herman een goed einde?

Misschien moeten Thera en haar collega’s de Kitchen Aid even inruilen voor een paar Teva’s en dat pad gaan bewandelen, die hindernis gaan overwinnen én die Zeeuwse kok gaan opzoeken. Zodat het geen of-of verhaal wordt maar de familie d’Accueil de keuze heeft waar ze haar honger gaat stillen. En we met de legendarische woorden kunnen eindigen: ze aten nog lang en gelukkig.

____________

Sabine Bracke is psycholoog en Verantwoordelijke Behandelingspleegzorg, afdeling Antwerpen Zuid

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *

Deze website gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe uw reactie gegevens worden verwerkt.