Boerenliefde

Ben je triest? Ik vraag het aan de boer waar we jaarlijks enkele weken tijdens de zomermaanden doorbrengen. Het is een vriend geworden. En we zijn meer dan dat, we zijn zijn (vrijwillige) medewerkers in een wel heel bijzondere taak. Alleszins voor ons toch, voor de boer is het dagelijkse routine. We begeleiden namelijk zijn koeien. Vier keer per dag doen we dat. ’s Ochtends de wei op naar boven waar we de koeien verspreid vinden. We manen ze aan en we gidsen ze alle zestig naar de stal waar ze gemolken worden. Na het melken staan ze te wachten om weer naar een andere wei geleid te worden. En ’s avonds het ritueel in omgekeerde volgorde. Voor de koeien maakt het geen verschil. Ze negeren ons en stappen hun wegje van alledag.

Soms loopt er iets mis en ontsnapt er één, de anderen volgen en een deel van de troep loopt de weg op. Wij lopen in paniek heen en weer en jagen ze nog meer op. De boer komt bedaard aanstappen en toont waar we moeten gaan staan zodat ze toch weer samen in de juiste richting stappen. Ondertussen weten we het zelf ook al en slaat geen koe ons nog uit het lood. Ze zijn gewoon nieuwsgierig en willen wel eens een andere weg inslaan.

De boer en ik praten niet veel over mijn werk. Hij heeft respect voor wat psychologen doen en weet ook dat praten deugd kan doen. Af en toe spreken we over de samenleving waarin het voor velen moeilijk te leven valt: werkloos zijn, financiële problemen, ziekte, relationele problemen… Hij weet waar ik me mee bezighoud.

Deze vakantie voeren we een bijzonder gesprek waarin onze beider stielen verwant werden. Vooral in wat er kan gebeuren als je de liefde voor de stiel verliest. Dat ik het zo interpreteer heeft te maken met twee andere onderwerpen die in mijn hoofd context werden voor dit gesprek. Tussen het halen en weer verplaatsen van de koeien lees ik het artikel van Jim Wilson (2016). Zijn zoektocht raakt me. Verbeelding en creativiteit behouden in een geestelijke gezondheidszorg die door regelgeving beheerst wordt is niet vanzelfsprekend. Ik onthoud dat je af en toe ongehoorzaam mag zijn, dat het goed is om je niet volledig in te voegen in de regels. Het kan de relatie met de cliënt ten goede komen.

Wat nog in mijn hoofd speelt, zijn de berichten rond de erkenning van de psychotherapie en vooral het effect ervan. Ik lees de mails van de opgejaagde opleidingsinstituten die zich moeten verbinden aan de wetenschappelijke benadering van de universiteit en ben verwonderd over de suggestie dat er tot nu toe onwetenschappelijkheid heerste. Ik kom bezorgde en angstige collega’s tegen die hun professionele identiteit aangetast zien, omdat ze niet meer als erkend psychotherapeut door het professionele leven zullen kunnen gaan. Ze voelen zich zoals in een kudde die de weg kwijt is en in een angstreactie begint te draven. Ik mis de boer die aanwijzingen geeft om de paniek te stoppen.

Triest? Neen, ik ben moe, antwoordt hij.  Moe van het hooien. Door de vele regen hebben we moeten wachten tot het eerste echte mooie weekend. Morgen gaat het regenen. We hebben hard gewerkt en het resultaat is een mooie opbrengst tegen de winter. Het werk loont. Ik denk zoals een goed gesprek dat ook kan doen: het gevoel dat het opbrengt voor cliënt en therapeut en vele andere cliënten.

Er is nog een ander soort vermoeidheid gaat hij verder. Die van de vele regels waaraan ik als landbouwer gebonden ben, de regels die voordelen, subsidies en kansen geven, maar die ook mijn zelfstandigheid inperken. Maar dat is nog zo zwaar niet: er zijn ook veel andere regels die me zeggen hoe te werken en te leven, wat mag en niet mag. Zaken die me de liefde voor de stiel hebben ontnomen. Als boer zijn we veranderd. Vroeger was mijn vader een man met aanzien die het land bewerkte. Zodat de bevolking in de streek voorzien werd van goed eten van de eigen grond, goede melk en boter, goed vlees, want ze wisten van wie het kwam. Nu worden we scheef bekeken, ze wantrouwen de boer, die het milieu vervuilt, dieren mishandelt en mensen ziek maakt. De fierheid van de boer is verdwenen. En dat maakt me triest.

Deze mijmering van de boer zet me aan het denken over mijn eigen stiel. Na jaren ijveren is de erkenning van de psychotherapeuten erdoor. En net als bij de boeren is de belangrijkste doelstelling om de cliënten te beschermen. En tegelijk sluipt de vermoeidheid in mijn lichaam. Zal de erkenning ook andere effecten hebben? Zal ik net als mijn vriend-boer ’s avonds nog aan administratie moeten werken? Een dossier invullen, een behandelplan aansluitend op de diagnose uitschrijven, noteren dat ik moet meten wat het effect is?  Om de kwaliteit voor cliënten aan te kunnen tonen en zo waarmaken dat ik terecht een psychotherapeut ben? En zal ik de cliënten nog te woord kunnen staan als ze me weer zeggen dat het niet goed gaat, dat ze twijfelen, dat er nog geen effect is, … Mag ik met hun twijfel aan de slag? En zal ik nog kunnen antwoorden dat veranderen ook langzaam mag gaan, dat ik ook niet weet hoe we ons in vele relaties en sociale contexten goed kunnen voelen. Dat ik daar met hen over wil spreken en vooral denken over het effect van wat we doen, de keuzes die we maken, de wegen die we kunnen bewandelen. Maar kan het ziekenfonds daarvoor wel betalen?  Wat de subsidies zijn voor de boeren zullen toch niet de terugbetalingen worden voor ons?  Het zweet breekt me uit.

De boer stelt me gerust. We doen ons werk voor hem zeker goed: de koeien staan weer veilig in de stal. Hij knikt goedkeurend bij mijn observatie over die ene koe die moeilijk recht kwam en die wellicht iets te kort komt.

De boer zegt me nog iets. Hij behoudt de liefde voor het vak door het te kunnen delen met collega’s uit de buurt, met mensen zoals wij, toeristen die de boer bekijken vanuit zijn bijdrage aan hun gezondheid.

Ik hoop dat we als psychotherapeuten en counselors de liefde voor het vak kunnen behouden door er samen over te blijven spreken. Door ernaar te handelen als naar een levensactiviteit die bijdraagt aan een gevoel van welzijn van vele cliënten en de mensen waarmee ze samenleven. Zodat we net als de boer het gevoel kunnen houden dat we de bevolking voorzien van een goed gevoel.

Ik geef toe, het gezonde boerenleven maakt me soms wat overmoedig en ook trots.

Birgit Bongaerts is klinisch psycholoog en systeemtheoretisch psychotherapeut. Ze heeft een zelfstandige praktijk.

One thought on “Boerenliefde

  1. Hoi Birgit,
    Ik vind het een mooi en triest verhaal wat je schetst. Wat me vooral raakt is de zin: ‘De fierheid van de boer is verdwenen’.
    Ik vrees dat de combinatie van ‘erkenningen’, administratie, ‘moeten kunnen aantonen wat de effectiviteit van behandeling is’ ook de fierheid van de hulpverleners onder druk zal zetten. Gaandeweg lijkt er bij de boer iets verschoven te zijn van ‘dit is wat ik doe’ naar ‘wij staan je toe dat je dit doet, onder onze voorwaarden’. Die ‘toon’ maar ook degene die de ‘toon zet’ is verschoven. De boer wordt het ‘boer zijn’ gegeven zo lijkt het wel en dat is in mijn ogen een bizarre onteigening van zijn positie. In de eerste plaats geeft de boer ons zijn ‘boer zijn’.

    Ik ben ook bang dat hulpverleners het normaal gaan vinden dat het ‘hulpverlenerschap aan hen gegeven wordt’. Het is in de eerste plaats aan hen om te kijken hoe zij hun ‘boer zijn’ waardevol kunnen laten zijn voor de maatschappij. Niet andersom. Ik denk dat boeren en hulpverleners heel goed die verantwoordelijkheid kunnen dragen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *

Deze website gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe uw reactie gegevens worden verwerkt.