Kort, bondig en toch altijd méér dan wat ‘popcorn voor de geest’. Dat is het opzet van In Beeld Gebracht. In dit format wordt telkens aan een andere opleider of supervisor van de Belgische Vereniging voor Relatie – en Gezinstherapie en Systeemcounseling gevraagd om een beeldfragment te kiezen. De antwoorden op een korte reeks terugkerende vragen geven samen met het fragment vorm aan reflecties die boeien, prikkelen of ontroeren.
In deze eerste aflevering kiest Tim Verleyzen, opleider bij en coördinator van het postgraduaat Relatie-, Gezins- en Systeempsychotherapie van I.P.R.R. en Thomas More, voor ‘De stroper’, een fragment uit de revues van André Van Duin.
_ _ _
Wat is de context van het fragment?
André Van Duin is een Nederlandse allround artiest die bij het grote publiek eerder bekend staat als een notoir grappenmaker in het lichtere genre. Ik zelf ken Van Duin van zijn revues uit de jaren ’70 die ik als tiener herbekeek en herbekeek tot ik ze zo goed als van buiten kende. Zijn carrière bewijst dat hij een enorm getalenteerd artiest is. Als geen ander beheerst hij de kunst om net datgene te zeggen wat niet verwacht wordt. Dit talent toont zich in zijn ontelbare sketches. Hilariteit alom.
Dit talent getuigt, wat mij betreft, van enorm veel vakmanschap. Van Duin is een meester in het kunnen creëren van een bepaalde context, in taalanalyse en -beheersing, in feeling en timing. Allemaal belangrijke vaardigheden van een systeemtherapeut.
Het fragment “De stroper” komt uit één van zijn talloze revues. Ik heb het jaartal echter niet kunnen achterhalen. Ik heb mijn VHS-cassettes ook niet meer op zolder teruggevonden. Maar ik heb het fragment gelukkig wel op YouTube nog aangetroffen. Het stond zoals vanouds nog steeds op mijn netvlies gebrand. André Van Duin en zijn onafscheidelijke sidekick Frans Van Dusschoten toverden opnieuw een scheve glimlach op mijn gezicht.
Wat maakt dat je dit gekozen hebt?
Dit fragment toont een gesprek tussen een herbergier en een klant die net is gearriveerd, een stroper. De herbergier begint met een aantal vragen te stellen waarna de dialoog tussen beiden zich ontspint. Kenmerkend aan dit gesprek is dat typische vragen worden gesteld die je kan verwachten in de context van een gesprek tussen een herbergier en een klant. “Nieuw gezicht? Bent u hier al lang? Wat is de naam?” De gegeven antwoorden zijn echter niet typisch of zijn niet de antwoorden die binnen deze context verwacht kunnen worden. En dit is ook kenmerkend voor de rest van het gesprek. In deze dialoog zijn de antwoorden telkens onverwacht en nooit vanzelfsprekend. En het mooie is dat de tegenspeler niet verrast wordt door de verrassende antwoorden.
De tegenspeler, welke het ook is, lijkt nooit uit zijn lood geslagen te worden door het antwoord. Integendeel, het gesprek gaat gewoon verder. Een opeenvolging van niet-vanzelfsprekendheden die heel vanzelfsprekend lijken.
Van-zelf-sprekend. Sprekend vanuit het zelf. Spreken vanuit een geschiedenis van relaties, kwetsuren en verhalen. De ene al wat dikker dan de andere, al wat dominanter dan de andere. Dit gesprek tussen de herbergier en de stroper doet me denken aan de gesprekken in therapie.
Hoe is dit fragment voor jou verbonden aan de systeemtheorie of de systeemtherapie?
Systeemtherapeuten stellen vragen aan cliënten. “Nieuw gezicht? Bent u hier al lang? Wat is de naam?” Ze stellen vanzelfsprekende vragen, sprekend uit hun geschiedenis van relaties, kwetsuren en verhalen. Systeemtherapeuten zijn ook getraind om zelf ook wat weinig vanzelfsprekende vragen te stellen. In ieder geval, een vraag staat nooit op zichzelf, wordt nooit gesteld in een vacuüm. Een vraag is altijd van iemand, voor iemand. Maar in systeemtherapie altijd met de bedoeling helpend te zijn voor de cliënt of het cliëntsysteem.
Vaak hebben vragen ook de bedoeling dat de cliënten een antwoord geven dat voor de cliënt weinig vanzelfsprekend is. Die vragen zijn typisch voor een therapeutisch gesprek en meestal helpend. Cliënten geven doorgaans een antwoord op de vraag. Dat antwoord kan voor de therapeut verwacht of onverwacht zijn. Dat antwoord kan de therapeut uit zijn lood slaan. Maar the show must go on, of toch niet? Dat antwoord kan voor de cliënt ook gewoon vanzelfsprekend zijn, wat de therapeut niet had gehoopt. In het beste geval wordt samen met de therapeut een nieuw verhaal geschreven of tenminste gaan de cliënten naar buiten met een ander verhaal dan dat ze naar binnen zijn gekomen.
Dit soort sketchen spelen zich dagelijks af in de systeemtherapeutische praktijk. Maar ze worden niet gespeeld door acteurs maar wel door echte mensen. Zonder scenario. Zonder scenarist. Zonder regisseur. Elke dag in de praktijk vormt een revue. Soms om mee te lachen. Meestal niet.
Hoe inspireert het je in je praktijk als opleider of als therapeut?
Ik heb dit fragment gekozen omdat het refereert aan de essentie van psychotherapie. Twee of meerdere mensen zitten samen in een kamer en hebben een gesprek. Iemand stelt vragen. Iemand anders antwoordt. Er speelt zich een unieke en dynamische dialoog af die op het eerste gezicht arbitrair is, maar dat in essentie nooit is. Wittgenstein zegt dat de grenzen van mijn taal de grenzen van mijn wereld beduiden. Maar het is binnen de grenzen van deze taal dat systeemtherapeuten dunne verhalen proberen te schrijven samen met de cliënten.
Systeemtherapeuten zullen dus enorm vakkundig moeten zijn in het creëren van een bepaalde context, in taalanalyse en -beheersing, in feeling en timing, net zoals André Van Duin. Maar terwijl Van Duin waarschijnlijk tijd en ruimte heeft gehad om het scenario van elke sketch vakkundig en minutieus te ontwerpen, hebben systeemtherapeuten dat niet. Een gesprek heeft nooit een vooraf ontworpen scenario. Systeemtherapeuten zijn scenaristen, regisseurs en acteurs tegelijk, met een maatschappij als publiek. En soms zijn we ook gewoon komiek.
Wie wil je graag dat het volgende fragment kiest?
Ik ben benieuwd naar de keuze van Hanna Van Parys.