Een zen-gezegde zegt: ‘Mediteer elke dag een half uur. Behalve als je het te druk hebt. Mediteer dan een uur.’ Vandaag een uur gemediteerd. Vroeger dacht ik: ik presteer beter onder druk. Nu denk ik: het hangt ervan af. Soms wel, soms niet. Misschien kan ik er gewoon niet zo goed meer tegen.
Ik leer op mijn vijfenveertigste autorijden. Het lukt beter dan ik had verwacht. Als ik aan het rijden ben, voel ik druk, maar hij is te onderdrukken. Ik rijd in zekere zin op automatische piloot, bijna onoplettend. Dat gaat een hele tijd goed. Tot er iets onverwacht gebeurt. Dan ben ik plots alles wat ik heb geleerd vergeten en verval ik in oude fouten. Het volgende ogenblik sta ik stil op een kruispunt waar de auto’s langs alle kanten op mij afkomen.
Het overkomt mij ook op het werk. De nieuwe leefgroep begint stilaan vol te lopen. De opnames volgen elkaar in een snel tempo op. Ik voel druk, maar ik doe altijd maar door, op automatische piloot. Dat gaat een hele tijd goed. Tot…
Op de teamvergadering schets ik de context van Jonas.
Toen ik Jonas enkele weken geleden ontmoette, deed hij mij denken aan een tekening die ik zag op de tentoonstelling ‘Depressie en melancholie’ in het onvolprezen Museum Dr. Guislain. Een pentekening, amper tien centimeter op tien centimeter groot, van een vogeltje met een mensengezicht dat in een hoekje zit, hoofd gebogen, kop in kas. Een bang vogeltje.
Op de teamvergadering vertel ik dat de moeder van Jonas voor en na de bevalling werd geslagen door vader. Dat Jonas een huilbaby was en in zijn eerste levensjaar twee keer werd opgenomen in het ziekenhuis. Dat moeder in deze periode op de rand van een postnatale depressie balanceerde. In één beweging voeg ik eraan toe dat Jonas de diagnose reactieve hechtingsstoornis heeft gekregen en dat die stoornis – duidelijk van het angstig-vermijdende type – zijn gedrag kan verklaren.
Het is op dat moment dat iemand mij onderbreekt en opmerkt dat hij toch niet goed weet wat hij met die diagnose moet. Ik besef dat ik alles wat ik in mijn systeemtheoretische opleiding heb geleerd weer maar eens ben vergeten. Ik sta midden op een kruispunt en mijn motor valt stil.
Hoe kan ik mij onthechten van de hechtingstheorie?
Zen zegt ook: om je van iets te onthechten, moet je het omarmen.
Ik wil hechting niet zien als eigenschap van een persoon, als iets dat vastligt en opgespoord moet worden, als een verklaring en een diagnose.
Maar misschien kan het concept hechting voor mij wel bruikbaar blijven als ik het zie als beschrijving van een relatie, als een wisselwerking waar anderen – en dus ook ik – invloed op hebben, als een patroon dat kan veranderen. Misschien kan ik wel iets doen met het idee dat lastig ‘hechtingsgedrag’ van een kind een manier kan zijn waarop het probeert om te gaan met een onveilige situatie, als inzet, als contextverwarring.
Wat kan ik, vanuit deze invalshoek bekeken, doen voor Jonas? Een opstandige jongen is hij voor mij niet, maar misschien moet ik hem ook niet alleen zien als angstige jongen? Hoe kan ik hem laten merken dat er een verschil is tussen hier en nu en de situaties die hij vroeger heeft meegemaakt? Hoe kan ik hem aanmoedigen om zijn sterke kanten te laten zien?
Ik kom Jonas tegen in de hal. De vorige keer toen ik hem zag, verstopte hij zich achter het gordijn. Nu komt hij op mij afgelopen, toont mij enthousiast zijn nieuwe pet en loopt door. Hij komt aangevlogen, landt even op de vensterbank en stijgt weer op.
– Daàg Birdy…
Danny Keuppens is systemisch counselor & werkt bij vzw Stappen
Herkenbaar. Het moment waarop je het probleem ‘omarmt’ , het ziet als een ‘liefdevol’ gegeven en niet een ‘storend’ iets dat de gesprekken onvoorspelbaar maakt, voelt de cliënt dit aan als begrepen worden in datgene wat voor hem het leven moeilijk maakt. Het versterkt het vertrouwen en respect aan beide kanten. Bedankt voor dit artikel.