Aangeslagen en ontmoedigd als ze waren na de terroristische aanslagen in Parijs en nadien in Maalbeek en Zaventem, wilden D’Ansembourg en Van Reybrouck iets doen met hun middelen, en dat is hun ervaringen en gedachten delen. In die zin heeft dit boekje wat weg van een manifest waarmee ze een aanzet willen geven tot maatschappelijke verandering.
Inleiding
Hun overtuiging is simpel: als een mens zich van meet af aan welkom voelt, opgroeit in een sfeer van liefde, openheid en respect voor zijn eigenheid, zich ontwikkelt in een stimulerende omgeving waar hij zich thuis voelt, leert zijn talenten te ontdekken en in praktijk te brengen, met een positieve instelling zijn zwakke kanten leert te overwinnen en aangemoedigd wordt een zinvolle levensinvulling te vinden, heeft hij geen reden om naar geweld te grijpen als hij zich wil uiten of wil voelen dat hij bestaat. (p. 10)
Dit is hun uitgangspunt: als er geweld oplaait in het hart en het geweten van de mens, is vrede nl. ook een kwestie die van binnenuit moet worden aangepakt
Niet dat terreur niet moet worden bestreden; natuurlijk moeten er politieke antwoorden gevonden worden op geweld en terreur. Dit zijn noodzakelijke ingrepen, nodig op korte en middellange termijn, maar uiteindelijk onvoldoende. Want zelfs als er vrede is in de buitenwereld is er geen garantie op duurzame vrede als we geen werk maken van vrede in onze binnenwereld. Dit is hun uitgangspunt: als er geweld oplaait in het hart en het geweten van de mens, is vrede nl. ook een kwestie die van binnenuit moet worden aangepakt. (p. 11)
De auteurs maken de volgende vergelijking: vandaag de dag weten we dat lichamelijke gezondheid het resultaat is van een gezonde levensstijl, en hetzelfde geldt voor geestelijke gezondheid. In vrede leven met jezelf, ondanks de tegenslagen, wrijvingen en frustraties van elke dag is een kwestie van mentale hygiëne, zo stellen D’Ansembourg en Van Reybrouck. (p. 11) In dit boekje brengen de auteurs enkele inzichten en methoden aan voor psychische zorg. Deze tekst hoopt de nieuwsgierigheid te wekken hoe een persoonlijke verandering de sleutel kan zijn tot duurzame maatschappelijke verandering naar vrede.
Vrede is tegenwoordig een woord dat soms ongemakkelijk aanvoelt; maar door de recente gebeurtenissen door terrorisme, oorlog en geweld, verlangen we terug naar vrede. Maar hoe moeten we deze vrede bereiken? Onze maatschappij is a.h.w. georganiseerd naar de Latijnse spreuk ‘wie vrede wil, bereidt de oorlog voor’. En daartoe hebben we een leger, wapens, een minister(ie) voor defensie enzovoort. Met als gevolg dat we vaak oorlog krijgen… We weten hoe we oorlog moeten voeren. Waar en hoe leren we vrede te bereiken? Vroeger bestond er bij ons de dienstplicht, om te leren hoe je oorlog kon voeren. Wat zouden we wel niet winnen als er een dienstplicht zou bestaan waar je zou kunnen leren hoe je vrede bereikt!
In het eerste deel focussen de auteurs op het vreedzame individu. Ze geven aan dat mensen innerlijke vrede en vrede met anderen kunnen leren, als een soort vaardigheid die je onder de knie kan krijgen. Vanuit hun persoonlijke en professionele ervaringen geven D’Ansembourg en Van Reybrouck aan dat vrede niet uit de lucht komt vallen, maar training en organisatie vergt, en minstens evenveel aandacht en vastberadenheid vraagt als oorlog. Vrede vergt een discipline van leren leven en leren samenleven.(p.22)
In vrede leven betekent niet leven zonder conflicten, maar met onze conflicten
De benadering van de auteurs ligt in de lijn van de Positieve Psychologie: streven naar geluk wil wel iedereen, maar hoe we dat geluk najagen kan erg verschillend, tegengesteld en contraproductief zijn. Net zoals in elke relatie, in elk leven conflicten vanzelfsprekend zijn, en onvermijdelijk. In vrede leven betekent niet leven zonder conflicten, maar met onze conflicten.
Zoektocht naar rust en verbinding
Voor de auteurs begint vrede met een toestand van diepe innerlijke rust, los van de omstandigheden. Natuurlijk is de externe context van belang, maar ze benadrukken dat het een én-én-verhaal is: ‘vrede wordt stap voor stap opgebouwd, zowel van binnen als van buiten. Juist door de innerlijke vrede te stimuleren – via opvoeding van jongeren en training van volwassenen – kunnen we een wezenlijke bijdrage leveren aan het bevorderen van een gemeenschappelijke uiterlijke vrede’. (p. 25-26)
De auteurs gaan dieper in op drie instrumenten om vrede te vinden: mindfulness om vrede te brengen in hoe je bent, geweldloze communicatie om vrede te brengen in hoe je samen bent, en compassie om vrede te brengen in hoe je je gedraagt.
Betreffende mindfulness (p. 27 e.v.) verwijzen de auteurs naar de dalai lama die de oosterse spiritualiteit tot onderzoeksonderwerp van de westerse wetenschappen inbracht waardoor meditatie wetenschappelijk wordt bestudeerd. De positieve effecten van meditatie werden aangetoond en het belang van meditatie bij de opvoeding werd met de jaren groter. Zo werd o.a. vastgesteld dat meditatie bevorderlijk is voor prosociaal gedrag, altruïsme, welbevinden, mildheid en compassie. Het verbetert de geestelijke gezondheid, bevordert de veerkracht, de gemoedsrust en zoveel meer. Uit wetenschappelijke meta-analyses blijkt dat meditatie de concentratie, stressbestendigheid en cognitieve prestaties van kinderen bevordert.
De Amerikaan Jon Kabat-Zinn heeft de term mindfulness gelanceerd voor een geseculariseerde variant van de op het boeddhisme geïnspireerde meditatie. Vele mensen denken dat mindfulness iets “zweverigs” is, iets waarin je moet geloven. Maar mindfulness leert juist – o.a. door de aandacht op de ademhaling te richten – heel erg te concentreren op het hier en nu, en is in die zin uiterst “aards”.
Geweldloze communicatie (p. 32 e.v.) is een persoonlijke en sociale methode tot verandering, ontwikkeld door Marshall Rosenberg. Geweldloze communicatie zet mensen ertoe aan na te denken over de manier waarop zij zich uiten en naar de ander luisteren door bewust te worden van hun waarnemingen, emoties en verlangens doorheen die interacties. Deze methode is gebaseerd op de volgende uitgangspunten: dat alle mensen willen voorzien in hun behoeften (van veiligheid en erbij horen tot vrijheid en zingeving); dat alle mensen dezelfde behoeften hebben maar cultureel verschillen in hoe ze in die behoeften willen voorzien (sommigen door luisteren, wederzijds begrip en consequent gedrag, anderen door – zelfs lijfelijke – straffen); dat als die behoeften niet worden begrepen of niet kunnen worden geuit, dit leidt tot teleurstelling, ontmoediging of irritatie en dit dan soms ook tot geweld (tegen jezelf of de ander) kan leiden; dat we in onze opvoeding niet hebben geleerd naar binnen te kijken en bewust te zijn van hoe we ons voelen, wat we ervaren, en we in de omgang met medemensen van onszelf vervreemd zijn, en dat we dus nog heel wat te leren hebben.
Afkeuring of woede kunnen geleerd worden zó te worden uitgedrukt dat de kans tot gehoord worden vergroot, en de communicatie niet verbroken wordt.
Verder is geweldloze communicatie ook een manier van leven om anders met elkaar om te gaan, waar met mekaars behoeften wordt rekening gehouden, die uitwisseling niet langer vanuit ongelijkwaardige relaties en de daarbij horende communicatievormen maar vanuit samenwerking mogelijk maakt. Geweldloze communicatie is een methode om eigen en andermans behoeften te herkennen en te begrijpen, scherp te luisteren en empathie te ontwikkelen. Afkeuring of woede kunnen geleerd worden zó te worden uitgedrukt dat de kans tot gehoord worden vergroot, en de communicatie niet verbroken wordt.
Op wereldschaal wil geweldloze communicatie sociale verandering bekomen doordat mensen deze methode gaan gebruiken en alzo voorwaarden voor dialoog en vrede scheppen. Ondertussen wordt geweldloze communicatie in allerlei organisaties in de bedrijfswereld, de overheid en de sociale en onderwijswereld onderwezen ter verbetering van de menselijke relaties en als middel tot zelfkennis. De auteurs verwijzen naar succesvolle experimenten in het basisonderwijs, o.a. in Italië, waar kinderen na de training geweldloze communicatie beter hun ruzies konden oplossen. Zo ook waren er toepassingen in kleuter- en lagere scholen getroffen door de gevolgen van de oorlog in Servië en Montenegro, waar het programma voor significante veranderingen in het gedrag en de omgang van de kinderen resulteerde (opener, meer aandacht voor de anderen, socialer, meer wederzijds vertrouwen en samenwerking). In 2004 werd het programma positief beoordeeld door de Unesco en Unicef. Ook in eigen ervaringen als therapeut in het werk met echtparen, waar er sprake was van subtiel geweld in de relatie, hanteerde D’Ansembourg geweldloze communicatie in de begeleiding van koppels, om te leren naar mekaar te luisteren en elkaar te respecteren.
Wanneer we ons met compassie om de ander bekommeren plaatsen we onszelf buiten het centrum van onze wereld en zetten daar iemand anders neer
Met compassie (naar het Engelse compassion) wordt niet zozeer medelijden, dan wel eerder mededogen bedoeld (p. 44 e.v.): een diepe betrokkenheid bij wat de ander beleeft of ervaart, in het besef van een gemeenschappelijke, gedeelde menselijkheid. Ook mededogen naar onszelf valt eronder: de milde blik waarmee we naar onszelf kijken in tijden van nood. Net zoals empathie kan compassie ontwikkeld worden. De auteurs verwijzen naar de Britse onderzoekster Karen Armstrong die stelt dat compassie een centrale deugd is in alle grote wereldreligies. ‘Wanneer we ons met compassie om de ander bekommeren,’ constateert Armstrong, ‘plaatsen we onszelf buiten het centrum van onze wereld en zetten daar iemand anders neer’. (p. 45) Samen met denkers en religieuze leiders uit de hele wereld lanceerde ze in 2009 het Handvest voor Compassie, waarvan een vertaling in het Nederlands wordt meegegeven. De laatste woorden klinken als volgt : ‘… en een harmonieuze wereldgemeenschap die in vrede leeft met elkaar.’ (p. 47). Daarnaast schreef Armstrong een praktische handleiding in twaalf stappen voor diegenen die aan een wereld met meer mededogen willen werken, te beginnen bij zichzelf, want een wereld van compassie is een vreedzame wereld.
Vrede-voordelen
Eigenlijk geven de auteurs aan dat er meerdere – vaak ‘soft’ bevonden – methoden bestaan (zoals yoga en tai chi) waardoor kinderen en volwassenen gelukkiger worden, weerbaarder worden, minder angstig, waardoor ze beter emoties, conflicten en agressie beheersen, en die hun effectiviteit hebben aangetoond. En toch zijn ze niet “in gebruik” bij het brede publiek.
In een volgende paragraaf gaan de auteurs in op ontdekkingen vanuit de neurowetenschappen en op de impact van empathie op de ontwikkeling van de menselijke hersenen, en dus van belang in de opvoeding van kleins af aan. Oxytocine is een hormoon dat vrijkomt van zodra we empathie ervaren. Zo toont in een test een MRI-scan van de hersenen bij ouders die een video van een huilend kind zien, dat er oxytocine vrijkomt en die gebieden ‘van het willen verzorgen’ activeert . Alleen, enkel bij ouders die als kind genegenheid hebben gekregen toen ze die nodig hadden. Uit studies blijkt dat vrouwen die in hun jeugd zijn mishandeld, geen oxytocine hebben. Uit recent neurowetenschappelijk onderzoek blijkt dat geweld het aantal oxytocine-receptoren vermindert. De auteurs verwijzen naar Dr. Catherine Gueguen, die schrijft dat oxytocine de molecule van de empathie, de liefde, de samenwerking, het altruïsme en het welbevinden is, die ook serotonineafscheiding mogelijk maakt. En op haar beurt is serotonine een neurotransmitter die voor een evenwichtig humeur zorgt. De auteurs besluiten dan ook: elk geweld is uiterst schadelijk voor de ontwikkeling van de mens, en dus moet de mens vanaf de vroegste kinderjaren met zo veel mogelijk empathie en respect behandeld worden.
Verder verwijzen ze naar nog andere belangrijke stoffen zoals dopamine en BDNF (brain-derived neurotrophic factor). Dit laatste is een proteïne opdat de hersenen optimaal kunnen ontwikkelen. Uit onderzoek blijkt dat een betrokken opvoeding de afscheiding van BDNF bevordert, terwijl stress dit juist vermindert. Dopamine is het zogenaamde gelukshormoon, dat enthousiasme en levenslust bezorgt. Een behulpzame en bemoedigende houding zorgt voor een toename van dopamine bij het kind, terwijl het vernederen of onder spanning zetten maakt dat de afscheiding van dopamine blokkeert.
Ten slotte zijn er de spiegelneuronen in onze hersenen, waardoor kinderen imiteren wat volwassenen doen. Als volwassenen zich empathisch en zorgzaam (en niet dreigend of agressief) naar kinderen toe opstellen, zorgen ze ervoor dat het kind ook zo leert te zijn. Kortom, zo besluiten de auteurs, empathie heeft op neurologisch vlak zo’n enorm belang in de ontwikkeling van de hersenen en van het psychisch en sociaal gezond groeien en welbevinden van het kind, dat wij als volwassenen (en opvoeders) wel aan onszelf moeten werken opdat we empathisch blijven tegenover het kind, ook bij vermoeidheid, stress of angst.
Deze methoden om tot vrede te komen, bieden voordelen op vier gebieden (p. 57 e.v.): meer zelfkennis, ons beter uitdrukken, meer empathie voor de ander en een betere verhouding tot het leven.
Vrede en de samenleving
In het tweede deel staan D’Ansembourg en Van Reybrouck stil bij wat dit de samenleving zou opleveren, nl. een samenleving van vreedzame individuen. (p.63) Vrede is ook een maatschappelijke kwestie, maar toch wordt in onze maatschappij weinig aandacht besteed aan het belang van het leren van vrede en van de verbetering van de geestelijke gezondheid. De voordelen van het leren van innerlijke vrede worden nog steeds beschouwd als soft of behorend tot de privésfeer. D’Ansembourg vermoedt dat het antwoord ligt bij de angst uit je rol te vallen, je menselijk en dus kwetsbaar te tonen in de werk- en andere contexten. “De meeste mensen weten niet dat je door je kwetsbaarheid te kennen en te accepteren je ware kracht vindt.” (p. 72).
Graag zouden de auteurs zien dat mindfulness in onderwijs en in de publieke en private arbeidswereld wordt geïmplementeerd, ter verbetering van gezondheid en welbevinden. Idem dito de principes van geweldloze communicatie, ter bevordering van zelfkennis en menselijke relaties. ”Dit boekje is dus een oproep om die nieuwe vaardigheden en visies serieus te nemen. Wij pleiten voor het invoeren, in het onderwijs, [naast lezen, schrijven en rekenen] van processen die bevorderlijk zijn voor concentratie, rust, zelfbewustzijn, empathie en aandacht voor de ander. Volgens ons kan een dergelijke aanpak alleen maar gunstig zijn voor het welbevinden van kinderen en jongeren, en bijdragen aan een cultuur van respect, zelfrespect en geweldloosheid.” (p. 74)
Engagement begint vanbinnen
In het derde deel gaan de auteurs een stap verder. Werken aan vrede is niet alleen heilzaam voor de geestelijke gezondheid van het individu, maar het is ook nuttig voor de gezondheid van het sociale weefsel om te komen tot een vreedzame samenleving. (p. 79) Want: “iedereen die zich erop toelegt zichzelf te leren kennen, stelt zich systematisch in dienst van anderen.” Wie dus aan zichzelf werkt (zelfkennis, zelfrespect, innerlijke vrede), draagt bij aan een sociale ontwikkeling. Wie vrede kent, vrede brengt. (p. 84)
En daarvoor is er innerlijkheid nodig: een toestand van innerlijke focus en coherentie die maakt dat tot krachtig, gezamenlijk en collectief handelen wordt gekomen. De auteurs verwijzen naar grote vredestichters zoals Gandhi, M.L.King, Mandela en Havel, die een rijk innerlijk leven hadden ontwikkeld en zich ten dienste van het algemeen belang stelden. Ze citeren Vàclav Havel: ‘… door zichzelf te veranderen ertoe kan bijdragen iets te veranderen in de wereld. […] Ieder van ons moet bij zichzelf beginnen.” (p. 88) Engagement begint vanbinnen. Als eenieder zorg draagt voor zijn/haar innerlijke, bevordert dit het groepsgevoel, samenhorigheid en communicatie, en ontstaat er daardoor een ‘wij’, die bron is van duurzame vrede. Alleen, in deze vluchtige en materialistische maatschappij is zulk een verruimd bewustzijn niet zo evident.
Maar, zo zei Watzalawick, ‘als we doen wat we altijd hebben gedaan, krijgen we wat we altijd hebben gekregen’, en dus, stellen de auteurs, is een andere aanpak en een andere manier van denken nodig. We moeten, vanuit het innerlijke, onze maatschappelijke verantwoordelijkheid nemen en stoppen met die verslaving aan het materialisme, uitstijgen boven de hokjesmentaliteit van de godsdiensten en gemeenschappen en bewust worden van de bezielende dimensie. Als eerste stap kunnen we ons de volgende vraag stellen: als ik het geweld (en de hypocrisie, verwarring, onverschilligheid, de ratrace…) rondom mij in deze wereld zie, houd ik die dan in stand, of ben ik een deel van de oplossing (lees: sociale verandering)?
In de conclusie doen de auteurs, via dit boekje, een vurige oproep aan de burgers van alle landen: laten we voorkomen dat we met z’n allen schuldig verzuim plegen jegens de mens in nood, door met onze houding een eind te maken aan het scepticisme en het ongeloof als het gaat over het stichten van vrede. Laten we mekaar steunen in het implementeren van methoden die een verzoenende cultuur vorm geven. Want, als echte duurzame vrede met persoonlijke vrede begint, is het in het algemeen belang absoluut noodzakelijk om massaal te investeren in echte geestelijke hygiëne. (p. 97)
___________
Phillippe Collart werkt al coördinator bij Multifunctioneel Centrum Combo, een dienst in de bijzondere jeugdzorg.
Literatuur
Thomas d’Ansembourg & David van Reybrouck, Vrede kun je leren. De Bezige Bij, Amsterdam, 2017, 112 p.