Kort, bondig en toch altijd méér dan wat ‘popcorn voor de geest’. Dat is het opzet van In Beeld Gebracht. In dit format wordt telkens aan een andere opleider of supervisor van de Belgische Vereniging voor Relatie – en Gezinstherapie en Systeemcounseling gevraagd om een beeldfragment te kiezen. De antwoorden op een korte reeks terugkerende vragen geven samen met het fragment vorm aan reflecties die boeien, prikkelen of ontroeren.
In deze elfde aflevering is het de beurt aan Liesbet Monballiu, klinisch psycholoog en systeemtherapeut. Zij is erkend opleider en supervisor bij de BVRGS en werkt zowel bij een thuisbegeleidingsdienst van vzw Resonans als in een eigen praktijk voor psychotherapie. Ze is ook verbonden aan het opleidingscentrum van vzw Rapunzel.
– – –
Wat is de context van het fragment?
Ik koos voor een fragment uit de film C’mon C’mon van Mike Mills. De film vertelt het verhaal van radiojournalist Johny, die door Amerika reist om jongeren te interviewen over hun visie op het leven. Johny’s leven wordt door elkaar geschud wanneer zijn zus Viv hem opbelt, met de vraag om een tijdje voor haar negenjarige zoon Jesse te zorgen. Ondertussen gaat Viv zich ontfermen over de vader van Jesse, die worstelt met zijn mentale gezondheid. Johny heeft zelf geen kinderen en de rol van oom heeft hij nog niet echt ingevuld.
De film focust op het tot stand komen van de relatie tussen Johny en Jesse. Johnny en Viv hebben elkaar na de dood van hun moeder amper gezien of gehoord. Moeilijke momenten hebben tot verwijdering geleid. Door de groeiende connectie tussen Johny en Jesse heropenen de communicatielijnen zich tussen Johny en Viv. Er komt terug ruimte om te spreken en te luisteren waardoor betekenissen rijker en verhalen bijgesteld worden. Dit leidt tot meer begrip en verbinding op verschillende niveaus.
In het fragment dat ik uitkoos zien we dat Jesse boos wegloopt. Hij had na een telefoongesprek met zijn moeder vernomen dat ze langer dan voorzien bij zijn zieke vader moest blijven. Jesse stelde haar de vraag of de toestand van zijn vader net zo erg is als een vorige keer. Zijn moeder beaamt dat, waarna Jesse wegloopt. Johny gaat hem achterna en nodigt hem expliciet uit om aan te geven dat het niet goed met hem gaat. Hij leeft voor hoe hij dit kan tonen door te roepen, brullen, stampvoeten. Na deze intense ervaring is Jesse in staat een grote vraag te stellen aan zijn oom: “Denk je dat ik later zoals mijn vader word?” Johny antwoordt: “Jij hebt een voorsprong op je vader, jij kan al omgaan met emoties.”
Wat maakt dat je dit gekozen hebt?
De houding waarmee de oom het kind bij aanvang in de film tegemoet treedt, spreekt me erg aan. Hij gaat op een warme, open en rustige manier actief in contact. Ernst wordt afgewisseld met humor en speelsheid. Hierdoor ervaart Jesse dat Johny het beste met hem voorheeft waardoor het vertrouwen groeit.
In dit fragment zien we dat Johny zich beschikbaar, responsief opstelt en zich goed afstemt op het kind. Het is niet vrijblijvend. Hij weet wat hij doet. De houding en het gedrag van de oom is ook aanklampend. Hij staat voor iets en gaat daarvoor, zonder te weten waar hij gaat uitkomen. Zijn houding komt over als: “Ik zit met jou in. Ik wil hier doorheen, samen met jou”, terwijl hij accepteert wat er komt. Hij verwacht duidelijk dat er iets gebeurt met de moeilijke emoties. Johny maakt er ruimte voor en helpt zijn neefje deze te reguleren. In het fragment zien we dat hij tegelijkertijd ook het overzicht blijft behouden. Hij gaat niet fragmenteren, focust niet op de ziekte van de papa of op de feiten. En hij houdt rekening met de loyaliteiten.
Het antwoord dat Johny geeft op de vraag “Ga ik later worden zoals mijn vader?” lijkt me een antwoord te zijn waar Jesse mee verder kan. Hij geeft te kennen dat zijn vader in zijn eigen verleden de kans niet gehad heeft om emoties te uiten. En dat Jesse dit van zijn moeder wel geleerd heeft. Het worstelen van zijn papa is op die manier ook iets van de context, en dus niet zozeer een defect in zijn vader. Na deze ervaring is het de eerste keer in de film dat Jessy over zijn vader vertelt. Hij heeft gemerkt dat Johny respect toont voor hem, voor zijn vader, voor de situatie. Johny is een ‘wetende getuige’, zonder dat hij het gesprek over de moeilijkheden opdringt. Hij stelt zich open en volgt het ritme van het kind. Daarnaast ervaart Jesse ook dat Johny veel respect heeft voor zijn moeder. Hij belt haar vaak op om advies te vragen.
Johny toont respect voor elke betrokken partij, ook al zijn die afwezig of overleden. Dit helpt bij het opbouwen van vertrouwen en veiligheid. Ik vind dat dit voor therapeuten belangrijke handvatten biedt, in het omgaan met Kopp-problematiek of parentificatie.
Daarnaast vinden we ook het belang van het lichamelijk aanwezig zijn terug in het fragment. Johny is met heel zijn lichaam betrokken op Jesse. Dit ondersteunt de verbinding. Ook dit leert me hoe belangrijk het is je te verbinden met heel je zijn op het cliëntsysteem. Het is een pleidooi om je te laten raken, mee te resoneren en dit bewust mee in te zetten.
Hoe is dit fragment voor jou verbonden aan de systeemtheorie of de systeemtherapie?
Het fragment – en de film in zijn geheel – toont aan dat kinderen bezig zijn met fundamentele vragen en met wat er leeft in hun gezin en de ruimere context. Zo vraagt Jesse hoe zijn mama als kind was. Johny antwoordt met wat oppervlakkige toelichting, terwijl Jesse verhalen over de jeugd van zijn moeder (het plegen van een abortus) kan vertellen die nieuw zijn voor Johny. Johny probeert hierop te reageren, maar loopt vast in zijn volwassen kijk en taal. Hij stuntelt en zoekt woorden. En al stuntelend verschuiven betekenissen. Dit toont aan dat kinderen nadenken over de wereld waarin ze leven en pertinente vragen stellen. Het is aan ouders om te luisteren naar deze vragen en hen op een zorgzame manier een verhaal mee te geven. En dat dienen wij als hulpverleners te ondersteunen.
De film gaat voor mij over hoe we kinderen en jongeren een verhaal kunnen meegeven dat verduidelijkt dat ze deel uitmaken van een traditie, een geschiedenis. Als ze het verhaal van hun familie kennen – niet alleen de verwezenlijkingen maar ook de mindere en moeilijkere zaken – geeft dat richting in het leven. Als we kinderen en jongeren aanmoedigen om hun familie te interviewen, leren ze de verhalen van hun familie kennen.
Kinderen en jongeren ervaren vaak dat moeilijke thema’s in gezinnen doodgezwegen worden vanuit schaamte en/of zorg om de ander niet te belasten. Op die manier wordt er vergeten dat er ook kracht kan geput worden uit die verhalen waardoor er meer vertrouwen komt. Het stilstaan met kinderen over hoe er omgegaan wordt met de blutsen en de builen, de putten en de heuvels op de weg, brengt iets bij over het omgaan met de complexiteit van het leven.
In de film zien we ook hoe iedereen zoekt en worstelt met het stellen van vragen en het geven van woorden. Wat kan verteld worden? Op welke manier wordt iets verteld? Jesse vraagt naar de feiten, en het is vooral zijn moeder, die de feiten niet schuwt. Tegelijkertijd wekken de antwoorden meer vragen op. En met sommige vragen blijf je als kijker zitten. Dit vind ik herkenbaar in de praktijk. Er blijven vragen onbeantwoord. En wie weet komen die later op een bepaalde manier, tijdens een andere fase, aan de oppervlakte.
Zo wordt er in deze film niet gesproken over een grootvader en welke rol die had. En net daardoor lijkt die een belangrijke schakel te zijn in het levensverhaal. En dan komen we bij andere vragen uit: Heeft Johny een zorgrol naar zijn moeder opgenomen? En heeft dit mee geleid tot afstand en conflict tussen broer en zus? Als Johny niet wist van de abortus van zijn zus, wie was er toen wel voor haar? En voor wie werd dit vooral verzwegen? Voor wie of wat was dit een poging tot bescherming? Hoe werd er in dit gezin met pijn omgegaan? En wie bood er troost?
Nog in de film zien we de creatieve oplossingen die het kind zelf bedenkt om met moeilijkheden om te gaan. Sommige dingen wegen emotioneel zo zwaar, dat hij ze uitspeelt in een rollenspel. Dan doet hij alsof hij een weeskind is. Hier krijgen we het belang van de ‘doe-alsof wereld’, of de derde ruimte te zien. Via deze weg kan er iets gedaan worden met wat pijnlijk is. Er wordt op een veilige manier, van op afstand, iets gebracht. Ook dit dienen we te gebruiken in de praktijk.
Hoe inspireert het je in je praktijk als opleider of als therapeut?
De houding van de oom/interviewer blijft me bij. Hij treedt de jongeren tegemoet met een warme, open, ontspannen houding die stevigheid en oprechte interesse uitstraalt. Hij is ook vastberaden en aanklampend in het connecteren. De boodschap is: ‘ik ben hier, ik wil hier met jou door, ik loop niet weg en ik durf ook jouw moeilijke emoties te beluisteren’. Er is ruimte voor ernst, voor humor en luchtigheid, wat de bouwstenen vormt voor contact. Er is ruimte voor improvisatie om op het hier-en-nu te focussen en iets te doen met wat er komt. Er wordt een geborgenheid en openheid gecreëerd die ruimte biedt om te reflecteren, om tot introspectie te komen, waardoor er innerlijke en relationele groei mogelijk wordt.
Reflecteren over grote vragen, omgaan met gevoelens, verlangens, met lijden en de complexiteit van het leven. Dit beschouw ik als de essentie van het werk. En dit vanuit de systemische visie dat problemen nooit geïndividualiseerd kunnen worden omdat ze in verbinding staan met geschiedenissen en contexten.
Wie wil je graag dat het volgende fragment kiest?
Christel Cornelis