In de wereld van de psychotherapie lijkt empathie een vanzelfsprekend thema. Je hoort je empathisch te gedragen, buiten je eigen oevers te treden en je in te leven in de ander. De ene therapeut ziet het als een beweging vol resonantie en gevoel, de andere als een proces van verkenning en begrip.
Elkaar goed willen verstaan is ook een maatschappelijk streven en brandend actueel. Maar of we nu over therapie spreken of over een sociaal engagement: we houden onszelf graag een spiegel voor van empathie als voorwaarde voor ontmoetingen met een warm en verbindend karakter. Dat maakt me benieuwd: als ik soms iets heel anders ervaar, hoe noem ik dat dan?
Vorige week was ik wat aan het rondsurfen op internet. Ik botste toevallig op The unspoken history hidden behind a surname*, een column uit 2017 van journaliste Lolly Bowean. De journaliste beschrijft hierin een amicale uitwisseling met een universiteitsstudente rondom de bijzondere schrijfwijze en de oorsprong van haar eigen achternaam. In een gemoedelijke sfeer komt de studente tot de conclusie dat de naam van de journaliste ook voor komt in haar vroegere kennissenkring. Waarna ze achteloos opmerkt: “maar dat zijn wel blanke mensen.”
Het vlotte praatje krijgt zo plots een onuitgesproken maar wrange smaak, wanneer tussen hen beiden héél even iets tastbaar wordt van de relatie tussen slavernij, het dragen van een naam en het aangaan van ontmoetingen.
“It is in these innocent moments that the troubling history of this country becomes real and the residue reveals itself as still present. I’ve never been ashamed that I am a descendant of people who were enslaved. Yet it is in subtle, seemingly innocent moments that the trauma strikes me. I began to feel weighted as I stood staring at the college-age woman with a classic, sophisticated Latin name that means purity. I felt the weariness of being pushed into an emotional space and frustrated from having to contemplate whether to delve deeper into a topic I didn’t expect during idle small talk. Then I remembered that this history is one we don’t like to discuss anyway. We were only making small talk.”
Het is treffend hoe er in een aangename, respectvolle uitwisseling toch een moeilijk spanningsveld verschijnt, verscholen in een korte en onbehaaglijke stilte. Niet omdat ze graag willen dat dit gebeurt, maar omdat het verschil tussen hen dat doet. En daar kijken ze naar.
Ik herken deze ervaringen tussen mij en cliënten, wanneer een pijnlijk verhaal een klein ravijn doet ontstaan dat ons zonder comfort verbindt. We voelen geen warmte, geen harmonie en kunnen niet anders dan even langs elkaar heen staren. Misschien is dat wederzijds ongemak ook empathie: beseffen dat we elkaar willen ontmoeten, maar niet kunnen bevatten wat de ander voelt.
_____
Willem Beckers werkt als staflid, opleider en systeemtheoretisch psychotherapeut bij de Interactie-Academie.
mooi artikel
Beste Willem, in deze bijdrage vraag je je af of het wederzijds ongemak dat ontstaat wanneer we beseffen dat we elkaar willen ontmoeten maar niet kunnen bevatten wat de ander voelt, empathie zou kunnen zijn. Empathie als de antipode van empathie dus. Deze interessante vraag zet mij aan het denken.
Ik worstel al een hele tijd met het idee dat empathie een noodzakelijke voorwaarde is voor een ontmoeting met een warm en verbindend karakter. Empathie als het (zeer) beperkt vermogen zich in te leven in de gevoelens van de ander, zou ik misschien werkbaar vinden maar de grenzeloosheid die vervat zit in het begrip, schept verwachtingen die niet invulbaar zijn. Onze empathische verlangens, met name de nood en de verwachting dat anderen met ons ‘mee-resoneren’, maken dat wij onze empathische vermogens zwaar overschatten. Ze maken ons blind voor het onvermogen van de overkant om te voelen wat wij voelen waardoor we het niet kunnen inleven in gevoelens die niet de onze zijn, wegzetten als het niet willen empathiseren.
‘Niet kunnen’ verwarren met ‘niet willen’ is niet bevorderlijk voor een warme ontmoeting, integendeel, het maakt ontmoetingen en relaties onzeker en onveilig. ‘Wie ben ik in de ogen van de ander als ik het niet waard ben begrepen te worden?’
Het wederzijds ongemak dat jij beschrijft, is wat mij betreft geen empathie. Ik snap je vraag, het besef van on-invoelbaarheid zet immers iets in beweging wat op verbinding lijkt, dan zou het toch even goed empathie kunnen zijn, niet? Je twijfel toont in mijn beleving aan dat de nood aan empathie als voorwaarde voor een betekenisvolle verbinding, diep ingeworteld is. Ik zou het bijzonder jammer vinden mochten we de on-invoelbaarheid die ‘iets’ teweegbrengt, in de smalle empathische ingang duwen in plaats van te exploreren of daar misschien een nieuwe en waardevolle opening kan gemaakt worden naar betekenisvolle verbindingen. Ik probeer uit te leggen wat ik bedoel.
Warme verbinding ontstaat wanneer we het gevoel hebben van de ander toelating te krijgen een eigen denken te denken en een eigen voelen te voelen. Wel nu, je hoeft toch niet te voelen wat de ander voelt noch te denken wat de ander denkt om oprecht geïnteresseerd te zijn in de persoon en bestaansrecht te verlenen aan zijn of haar voelen en denken.
Verbinding en warmte is iets wat we voelen. Maar wat zijn de onderleggers van wat we voelen? We voelen ons verbonden en goed in ons vel als we in de ontmoeting aansluiting voelen met onze noden en verlangens. Met andere woorden we voelen ons goed en verbonden als we van de ander kunnen krijgen wat we nodig hebben en waar we naar verlangen om ons geliefd te voelen en te kunnen zijn wie we graag willen zijn.
In de praktijk stoot ik hier op een moeilijkheid. Ik merk dat cliënten het moeilijk hebben en lastig vinden om te verwoorden wat ze nodig hebben en waar ze naar verlangen. Nog moeilijker wordt het als ik hen vraag hoe ze denken dat diegene waarvan ze verwachten dat hij/zij die noden lenigt, er kan achter komen wat die noden zijn. Het antwoord begint steevast met: ‘tja, dat is een rare vraag, je hoort dat toch van elkaar ‘te weten’ en in een goede relatie moet je dat toch spontaan ‘aanvoelen’’.
Ik stel vast dat wij er vaak van uitgaan dat anderen onze gedachten kunnen lezen en aan onze ogen kunnen zien wat wij nodig hebben. We wachten tot anderen onze signalen, welke dat ook mogen zijn, oppikken en beantwoorden. Een uitnodiging om uit te leggen wat we nodig hebben, wat we zouden willen en waar we bang van zijn, zien wij als een verlies aan spontaniteit, gekunsteld en onecht, allemaal bewijzen van een ‘slechte relatie’. Als dergelijke betekenissen tussen ons komen te liggen, drijven ze ons uit elkaar.
We willen ons ‘begrepen’ voelen en daar is in onze beleving geen uitleg maar ‘empathie’ voor nodig : ‘de ander moet zich maar eens inleven, dan zal hij/zij mij begrijpen en dan zal ik mij beter voelen’. In een context van relatieproblemen komt daar vaak nog bij :’dan zal hij/zij tenminste weten wat hij/zij mij heeft aangedaan en eindelijk inzien dat het tijd is om te tonen dat het hem/haar spijt.’
Ik heb de indruk dat, hoe minder we geconnecteerd zijn met onze noden, verlangens en angsten hoe groter onze behoefte aan ‘empathie’ in de betekenis van invoelbaarheid tout court. Empathie dus als een soort van toverwoord dat, eens uitgesproken, als een zacht dekentje over ons heen gespreid wordt en ons helpt om om te gaan met ‘alles’ wat ons angstig, boos of verdrietig maakt.
Het gemeenschappelijk besef van het gemis aan invoelbaarheid, de empathie – antipode zeg maar, is wat mij betreft een zeer krachtige en bruikbare ingang om te verbinden.
Ik merk dat het gedeelde besef van de beperkte mate waarin we kunnen bevatten wat de ander voelt, bevrijdend en verbindend werkt. Het verlost ons niet alleen van de beschuldigende gedachte ongeïnteresseerd te zijn en niet te willen empathiseren, het bespaart ons ook de frustratie dat de ander niet voelt wat we voelen. Het zet ons op weg om, gezien de wederzijdse oninvoelbaarheid, vooral te blijven verwoorden wat we nodig hebben, wat we zouden willen en waar we zo bang voor zijn. Noden, verlangens en angsten kunnen delen, lucht ons op. Het leert ons begrijpen waarom we in het hier en het nu voelen wat we voelen, denken wat we denken en doen wat we doen. Het is mijn overtuiging dat het begrijpen van onze eigen binnenkant ons in staat stelt om aan anderen uit te leggen hoe we willen begrepen worden. Een proces dat op zich veel meer kansen biedt op een succesvolle verbinding dan te wachten tot de ander met ons mee – resoneert.
In mijn beleving is de empathie-antipode, als het besef van wederzijdse oninvoelbaarheid, de ‘Koninklijke Weg’ – met dank aan Flor Peeters voor dit mooie woord – naar wederzijds begrip als basis voor een ontmoeting met een warm en verbindend karakter.
Ik heb je artikel met veel plezier gelezen Willem, het heeft mij aangezet om verder na te denken over je interessante en verrassende benadering en in mijn pen te kruipen. Het heeft mij geholpen om mijn gedachten rond empathie opnieuw te ijken en nu ook met jou te delen. Dank je wel!