Bericht uit het mijnenveld

8u30. Telefoon van moeder.

– Danny, je gaat het niet geloven!

– Wat ga ik niet geloven, Silvy?

– Sielke is haar buskaart wéér vergeten!

– Het is niet waar!

– Hoe moet ze nu straks thuis geraken?

– Tja…

*

Ik ben daar weer met zen. Ik schrijf dit tijdens een weekend over ‘de geest van de beginner’, die in het zenboeddhisme hoog staat aangeschreven. Die geest van de beginner, daar weet ik alles van: ik ben een eeuwige beginneling, een amateur, een prutser. Ook in mijn werk. Alle opleidingen ten spijt heb ik nog steeds geen methode. Of zou geen methode ook een methode kunnen zijn?

Als ik terugkijk op de voorbije maanden zie ik dat vooral ideeën uit het artikel ‘Geweldloosheid en gezinnen in crisis’ van Peter Jakob een kompas zijn geweest dat mij heeft geholpen om aan de overkant te geraken. Maar ik neem ook andere – communicatieve en narratieve – ingangen. Meestal onbeseft.

Ik ontmoet Silvy en haar vijftienjarige dochter Sielke voor het eerst tijdens een evolutiebespreking met de consulent van de jeugdrechtbank. De ontmoeting maakt indruk. Moeder zit in een rolstoel. Ze draagt een grote zonnebril omdat ze het licht moeilijk kan verdragen. Ieder luid of scherp geluid doet haar ineenkrimpen. Ze heeft spasmen die toenemen als ze emotioneel wordt. Sielke zit er wat nukkig bij. Wanneer moeder dit opmerkt, is het alsof er op een mijn wordt getrapt: BOEM! Na de ontploffing geen neerdwarrelend stof, maar tranen. Sielke is dan al twee maanden niet meer op bezoek geweest bij haar moeder. Ik word hun nieuwe contextbegeleider.

De weken daarna leer ik hen beter kennen. Moeder is aan haar bed gekluisterd. Ze ligt veel aan haar dochter te denken. Ze stuurt vaak sms-berichten om te vragen wat ze aan het doen is. Dit wordt door Sielke, die erg gesteld is op haar autonomie, als controlerend ervaren. Het zijn kleine misverstanden die aanleiding geven tot grote symmetrische en complementaire escalaties.

Ik ga aan de slag. Ik sta zo weinig mogelijk stil bij probleem-gesatureerde verhalen over het verleden en bereidt meteen actie voor. Nadat ik met moeder heb gesproken over escalatieprocessen, moedig ik haar aan om verzoeningsgebaren te stellen. Ik stel voor dat moeder in haar sms-berichten niet meer vraagt wat Sielke aan het doen is, maar alleen leuke nieuwtjes of complimentjes stuurt. Ik laat aan Sielke weten dat ik iets heb afgesproken met moeder over de sms-berichten en vraag haar om erop te letten of ze verschil merkt.

Sielke verjaart en ze geeft een feestje in de voorziening. Enkele vrienden van haar zullen een  optreden geven en zij zal meezingen. Ik vraag om op haar verjaardag wat tijd te maken voor moeder. Moeder schakelt haar netwerk in om in de voorziening te geraken. Die avond stelt Sielke een mooi gebaar: ze komt moeder halen in de ontvangstruimte, neemt haar mee naar de ruimte waar het feestje zal doorgaan en zingt voor haar. Moeder is trots op het Sielkes artistieke talent – dat zij in haar jonge jaren ook had – en ze is diep ontroerd. Maar wanneer ik haar enkele dagen later zie, is ze toch weer ontgoocheld omdat Sielke sinds haar verjaardag niet meer van zich heeft laten horen.

Onverwacht brengt Sielke tijdens haar vrije tijd een bezoek aan moeder. Kort daarna komt er een vraag voor een weekendbezoek met overnachting. Er moeten afspraken gemaakt worden en dit zou de prille toenadering kunnen ondermijnen. Voor ik het weet, zit ik in de positie van de expert. Ik introduceer de techniek van de drie manden om met moeder na te denken over welke afspraken belangrijk zijn voor haar en welke ze achterwege zou kunnen laten. Moeder is ontevreden omdat Sielke op deze manier te veel mag bepalen. BOEM! Sielke is ontevreden omdat ze vindt dat moeder te veel mag bepalen. BOEM! Ik ben in een mijnenveld beland. Het wantrouwen tussen moeder en dochter is groot. Door tussen hen in te staan, voel ik iets van hun last en hoe zwaar die kan wegen. Ik probeer rustig te blijven in de hoop dat zij ook rustiger worden en er weer ruimte komt om te mentaliseren, om de binnenkant van de ander op een andere manier in te vullen. Je zou het ‘containment’ kunnen noemen. Ik voel mij als Jerom die in één van de albums van Suske en Wiske een mijn inslikt en in zijn maag tot ontploffing laat komen: BOEM! Waarna hij gewoon verder wandelt. Jammer genoeg heb ik niet de maag van Jerom.

Maar het weekendbezoek met overnachting gaat door en Sielke houdt zich aan alle afspraken. Vanaf nu gaat ze ieder weekend op bezoek bij moeder. Telkens moet ze goedkeuring vragen aan haar jeugdrechter. En iedere keer wanneer ze een brief moet schrijven, is het BOEM! Ik denk na over een manier om spreekruimte voor Sielke te creëren. Ik vraag toestemming om de bezoeken onderling te mogen regelen. We krijgen een akkoord en zonder de druk van de jeugdrechtbank verloopt dit probleemloos. Later, nadat Sielke boos is geworden over een verslag van mij aan de jeugdrechter, spreken we af om die voortaan samen te  schrijven.

De weekendbezoeken verlopen goed. Moeder en Sielke slagen er meer en meer in om conflicten te vermijden door bij de minste spanning het gespreksonderwerp te laten rusten en er later op terug te komen. Soms kunnen ze open met elkaar spreken en wordt de warmte tussen hen weer voelbaar.

Zowel Sielke als moeder vinden het belangrijk om te  spreken over de ziekte van moeder en de invloed ervan op hun relatie. Tot dan zijn er slechts twee korte gezinsgesprekken doorgegaan. Ik stel voor om moeder te interviewen en Sielke te laten luisteren in de positie van getuige: een verzoeningsgebaar, maar ook een aanleiding om te zoeken naar een constructief en coherent verhaal over het gezin. Wanneer ik tijdens het interview vraag naar de tijd voor moeder ziek werd, valt Sielke uit haar rol van zwijgende getuige en begint ze herinneringen op te halen. Daarna praat ik met moeder over hoe zij denkt dat Sielke zich voelde toen moeder ziek werd. Vooral de periode waarin moeder zelfmoordgedachten had, lijkt sporen te hebben nagelaten. Het wordt weer stil op de getuigenbank. Na afloop van het interview stelt moeder onmiddellijk: ‘Nu is het aan Sielke.’ Wanneer ik zeg dat ik dit, zoals afgesproken, aan Sielke wil overlaten: BOEM! Het onvoorwaardelijk volhouden van verzoeningsgebaren is moeilijk als je veel bent kwijtgeraakt.

Moeder wil mij graag spreken. Ze vraagt zich af of Sielke er zo maar voor kan kiezen om niet meer thuis te wonen. Ik zie een beetje op tegen het gesprek: we hebben het al vaker gevoerd. Maar wanneer ik bij moeder op bezoek ga, is het onderwerp al niet meer aan de orde. Moeder en dochter hebben een lang telefoongesprek gehad waarin Sielke heeft gezegd: ‘Mama, het gaat nu toch goed tussen ons.’ Moeder ziet dat de plaatsing niet meer te maken heeft met  de spanningen tussen haar en Sielke, maar met de onduidelijkheid over haar ziekte, waardoor het noodzakelijk is dat Sielke zich voorbereid op zelfstandig wonen. De gezondheid van moeder gaat achteruit. Waar moeder het vooral moeilijk mee heeft, is dat ze niet meer kan doen wat ze altijd deed, namelijk: alles regelen voor Sielke. Pas nu verschijnt het controlerende van moeder voor mij als ouderlijke zorg en als een antwoord op sociale perspectieven over ‘zieke moeders’. Ik zeg tegen moeder dat ze een sterke vrouw is en dat ze een sterke dochter heeft. Ik merk ook op dat het interview met Sielke misschien overbodig is geworden: ze praten immers rechtstreeks met elkaar. Nu het gebied ontmijnd is, wordt het ook ont-mijnd: moeder en Sielke nemen het proces over. Ik kan achter hen staan in plaats van tussen hen. Ik spreek met moeder af om regelmatig met mensen uit haar netwerk samen te komen om te bespreken welke steun ze kunnen geven.

Een schijnbaar uitzichtloze situatie ziet er, door een veelheid aan invloeden en kleine betekenisverschuivingen , plots (tijdelijk?) helemaal anders uit. Als in een alchemistisch proces.

De beginnersgeest is ook: de openheid om de werkelijkheid op ieder moment in een ander licht te kunnen zien. Shunryu Suzuki schrijft: ‘In de geest van de beginner zijn er vele mogelijkheden, in die van de expert slechts enkele.’ Het is de ‘not knowing position’. Daar weet ik veel te weinig van. Ik ben nog steeds te veel Lambik.

*

– Wat denk je, Danny, zal ik naar de school bellen om te vragen of zij haar het geld willen voorschieten?

– Dat lijkt mij een goed idee.

– Ok, dan doe ik dat.

– Bedankt om dit op te lossen, Silvy.

All clear.

Knipoog.

Einde.

Danny Keuppens is systemisch counselor & werkt bij vzw Stappen

Referentie: 

Jakob, P. (2013). Geweldloosheid en gezinnen in crisis. Cocreatie van positieve gezinsnarratieven tegen de achtergrond van trauma, deprivatie, middelengebruik en belastende sociale contexten. Systeemtheoretisch Bulletin, Interactie-Academie

3 thoughts on “Bericht uit het mijnenveld

    1. Ik hou van Jerom en van Lambik, ze kunnen niet zonder elkaar want anders is het verhaal uit evenwicht.
      Ik hou van de zoekende beginner.
      Mooi!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *

Deze website gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe uw reactie gegevens worden verwerkt.